woensdag 18 mei 2016

Ebru Umar. Gemarmerd Papieren Kitsch 2


Een lezer van mijn weblog mailde mij een bericht uit Het Parool van vrijdag 13 mei 2016, waarin onder de kop ‘Er kwam geen einde aan de mediaparade van Ebru Umar’ ondermeer het volgende werd gesteld:

In één lange mediaparade ging het van Giel! via Radio 1, EenVandaag en Geenstijl naar de tv-studio's van PowNed en Pauw. Nog knap dat ze haar vermoeidheid de baas bleef en opgewekt haar verhaal bleef doen. 

Haar arrestatie was voor Umar het bewijs dat de hele multiculturele samenleving mislukt is. 'Nederturken' ­leven in een parallelle samenleving en staan eigenlijk ­nader tot het Turkije van Erdogan dan tot Nederland. Die hadden haar verklikt. ‘Dit raakt ons allemaal.’

Het  is een misverstand te menen dat het ‘knap’ was ‘dat ze haar vermoeidheid de baas bleef en opgewekt haar verhaal bleef doen.’ Een beroeps-columnist als Umar is per definitie een poseur die alle moeite doet om de aandacht van een zo groot mogelijk publiek te trekken. Zij leurt met meningen die zoveel mogelijk opschudding dienen te veroorzaken om ‘gehoord’ te kunnen worden. De opinie an sich is voor haar van geen belang, de ene dag roept ze dit, de volgende dag precies het tegenover gestelde. Zo sprak zij zichzelf moeiteloos tegen toen ze na haar akkefietje in Turkije op de Nederlandse televisie verklaarde 'dat iemand met een Nederlands paspoort een buitenlandse leider niet "beter" mag vinden dan de Nederlandse premier,' een standpunt dat in zijn algemeenheid  integraal door president Erdogan wordt gesteund. Daarnaast wees mijn oude vriend, de jurist Ulli Jessurun d’Oliviera, dinsdag 17 mei 2016 in Het Parool erop dat 

De staf die ze eerder brak over journaliste Fréderike Geerdink, die wegens haar werk in Turkije was gearresteerd — ‘Het is haar eigen schuld’ — slaat nu als een boemerang op Umar zelf terug.   

Maar ook deze emeritus hoogleraar maakt een fout wanneer hij schrijft ‘dat Ebru Umar als een kip zonder kop heeft geopereerd.’ Geen sprake van Ulli, ze heeft precies bereikt wat ze wilde: AANDACHT! Het probleem van de columnist is dat hij/zij in een stukje van hooguit een paar honderd woorden zoveel mogelijk lawaai moet produceren om op te vallen. In 2002 schreef ik in het tijdschrift De Humanist: 

De column is bij uitstek het wapen van de poseur in zijn strijd om erkenning. Hoewel ze in uiteenlopende gradaties en soorten voorkomen hebben de poseurs onder de columnisten één ding gemeen: na verloop van tijd gaan ze in hun eigen geconstrueerde waarheid geloven. Als vanzelf valt hij (of zij) automatisch terug op een pose. Z'n woorden zijn een schreeuw om aandacht. Hij wil behagen om bewonderd te worden. De opinie an sich interesseert hem niet, alleen het effect dat ze teweegbrengt. En omdat in een massamaatschappij gedachten niet de ultieme impact opleveren, zet hij sentimenten in: het simplistische vooroordeel tegen de complexe redenering, de impuls tegen de bezinning, de verholen suggestie tegen de beargumenteerde gedachte. Hij is de man van de soundbite, zijn wereld is eendimensionaal, even overzichtelijk als een stripboek. De columnist is als een standup-comedian, een hit en run-figuur, die met de snelheid van een tasjesdief te werk gaat. Daarbij moet hij als broodschrijver telkens weer een mening over van alles en nog wat ophoesten, hetgeen automatisch leidt tot een inflatie van meningen. Om dit te verdoezelen moet elke opinie de kracht van een donderslag krijgen. De minder bekwame columnist pompt zijn vruchteloze woorden op tot ze als reusachtige ballonnen boven hem zweven en met hem aan de haal gaan. Hij gebruikt de taal niet om inzicht te verschaffen maar om te heersen, om te straffen, om iemand in een hoek te dwingen en verbaal af te ranselen. Hij dicht de ander alle denkbare gruwelijkheden toe om zelf buiten schot te blijven. Hoe zwarter de ander wordt afgeschilderd des te onschuldiger lijkt hij. De column is voor hem een techniek, een foefje, een suikerspin van woorden; na vijf minuten is het op en weg, de consument met plakkerige handen achterlatend. Het lijkt allemaal echt, maar is het niet. De woorden zijn te hol, de begrippen potsierlijk, de zinnen drijven in een niet doorleefde werkelijkheid. In zijn hang een maximaal effect te bereiken, vervalt de poseur onder de columnisten onherroepelijk in pathetiek. Hij uit zich in steeds heftigere bewoordingen, zijn toon wordt geëxalteerd, zijn opinies grotesk. Meningen worden door hem uitgemolken en verder aangescherpt tot ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden. Een jaar voor zijn dood wees de auteur Frans Kellendonk me op een ander fenomeen: 

‘Het gruwelijke is: zodra je iets opschrijft, verhardt het. Het gevaar is dat je er dan ook in gaat geloven, dat de dingen zijn zoals je zegt dat ze zijn. Wat je moet behouden is een scepsis, een vrijheid, het gevoel van de ongrijpbaarheid van alles. Dat vereist een geweldige krachtsinspanning.’ 

Maar juist aan die scepsis ontbreekt het de poseur onder de columnisten, zijn stukje zou het niet verdragen, het zou dan te duidelijk worden dat er wartaal staat, wat bij close-reading al snel blijkt. De columnist en de schrijver leven in twee gescheiden werelden. Voor een auteur vormt de taal een moreel criterium, hij heeft niets anders. Hij weet dat, zoals de satiricus Karl Kraus schreef: 'Taal de moeder [is] van de gedachte, niet haar dienstmeid.' Die wetenschap ontgaat de columnisten. Voor hen zijn de woorden zelf inhoudsloos geworden, ze hebben slechts propagandistische waarde en kunnen derhalve als dodelijk gif werken.

Ik sprak destijds over mannelijke columnisten, maar natuurlijk gaat precies hetzelfde op voor mensen als Ebru Umar en haar vrouwelijke collega’s. Zij allen zijn van beroep praatjesmaker met een onverzadigbare behoefte zich te manifesteren. Zij dienen daarom niet serieus te worden genomen. Ze zijn slechts de speelbal van de politiek. En wie neemt politici nog echt serieus? Waarom zou men dan columnisten serieus nemen, nietwaar? Het is allemaal ijdelheid, niets meer dan ijdelheid, de identiteitslozen worden gedreven door een brandende behoefte aan bevestiging. Zij fungeren als een symptoom van een van zichzelf vervreemde cultuur. Ebru Umar is een gemaskerde.



1 opmerking:

Lucas zei

Grijstinten
#AskEbru: Wat is het verschil tussen jouw situatie en die van Frederike Geerdink?
https://youtu.be/U0vnR2mz7RA

Is Your Red The Same as My Red?
https://www.youtube.com/watch?v=evQsOFQju08