dinsdag 27 mei 2014

De Mainstream Pers 222


Stories don't have impact unless they get into the echo-chamber. 
Norman Solomon. Shadows of Liberty. 2012

If it didn't appear in the New York Times, Washington Post, AP, it never happened.
Brad Friedman. Shadows of Liberty. 2012

Beide gezaghebbende Amerikaanse onderzoeksjournalisten spreken uit ervaring. Verzwegen nieuws bestaat domweg niet. De werkelijkheid existeert niet in het bewustzijn van het publiek als de commerciële massamedia er niet over heeft bericht. En dit is precies het grote gevaar van de mainstream pers. Omdat de massamedia claimen een realistisch beeld van de werkelijkheid te geven, meent de mens oprecht geïnformeerd te zijn nadat ze tv hebben gekeken en de krant hebben gelezen en de informatie van de 'vrije pers' hebben geslikt. Dat de journalisten allereerst een financieel belang verdedigen, wordt doorgaans vergeten. Dat de media een vertekening van de werkelijkheid geven speelt geen rol van betekenis in de meningsvorming van het grote publiek. En ook al weet men dat journalisten liegen, dan nog gaat de leugen voor 'waarheid' door, omdat er simpelweg geen andere 'waarheid is, aangezien de andere 'waarheden' zijn weg gecensureerd op televisie, radio en in de krant.  Alleen de kunst, de literatuur kan die andere waarheden accepteren, dat is juist de kern van een roman. Dat geldt niet voor het journalistieke werk, daar heerst het simplisme, de eenduidige, eeuwige waarheid van de macht die geen andere waarheden duldt. Het zijn dan ook de kunstenaars die de werkelijkheid het dichtst weten te benaderen, en zeker niet de mainstream-journalisten met hun eendimensionaal mens- en wereldbeeld, dat van onnozelheden en grofheden aan elkaar hangt en geen enkele ruimte openlaat voor het raadselachtige en het subtiele in het leven. De journalistiek weigert in te zien dat 'elke vooruitgang zijn eigen achterlijkheid [schept].' Deze observatie is van de auteur, Frans Kellendonk, die in zijn lezing Idolen (1986) op een scherpzinnige manier de dwaasheid van de westerse journalistiek aan de kaak stelde. Hij wees erop dat

Het realisme een weerspiegeling van de werkelijkheid [veinst] te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.

Dat is des te gevaarlijker omdat dit vertekend 'realisme,' aldus Kellendonk 'oppermachtig heerst' in 'de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid… Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.' De pretentie dat journalisten de werkelijkheid zouden kunnen weergeven is volstrekt onzinnig, daarvoor is de werkelijkheid te groot, te gelaagd, te verfijnd en te gecompliceerd om die elke dag weer in kort bestek te kunnen samenvatten. Flaubert had een heel boek nodig om de complexiteit van Madame Bovary te belichten, Tolstoj had Oorlog en Vrede nodig om te laten zien hoe de mens door krachten buiten hem om wordt meegesleurd. Het enige dat  de journalistiek daar tegenover kan stellen is een uiterst versimpelende ideologie. Terecht schreef Kellendonk dat de 'journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn]' waarbij de 'ideologie de wereld van het uitgeschakelde denken is en de volautomatische moraal.'  Goed en Kwaad zijn bij voorbaat onwrikbaar vastgelegd. Goed is Het Ik, slecht is  De Ander, per definitie, en wel omdat ‘de mens zich een wereld [wenst] waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.’ Ik moet telkens opnieuw aan deze observatie van de auteur Milan Kundera denken wanneer ik een stuk lees van iemand die op hoge toon en met veel retoriek onze Westerse waarden bejubelt om vervolgens obsessief het kwaad in De Ander te projecteren. Wat overblijft voor wie het leven zinloos lijkt, is zelfmoord of het cultiveren van het  slachtofferschap. Dat laatste doen journalisten als Geert Mak zodra hij publiekelijk verkondigt dat 'we' in 'Europa zo bezig' waren 

met die soft power en op een andere manier een internationale orde te scheppen, en Europa is daar heel succesvol in geweest. Alleen Poetin doet dat weer op een negentiende eeuwse manier. Het is een andere manier van denken die hij ineens weer de Europeanen door de strot douwt.

In zijn verpolitiekte werkelijkheid heeft Mak een schijnwereld opgebouwd waarin goed en kwaad, schuld en onschuld haarscherp gescheiden zijn. Kenmerkend in die vertekening van de realiteit is dat De Ander nooit motieven heeft, het kwaad wordt slechts gedreven door Het Kwaad zelf, in tegenstelling tot Het Ik, dat altijd en overal gedreven wordt door de meest nobele motieven. Mak is als auteur een pamflettist, die het grijze, angstaanjagende gebied in de eigen geest vreest en daarom haat. In zijn eeuwige onschuld kan hij alleen de werkelijkheid in zwart-wit zien, hij kent geen pastelkleuren. Uiteindelijk is die houding kitsch. Ze wordt gevoed door ‘de behoefte om zichzelf te bekijken in de spiegel van de verfraaiende leugen en zich erin te herkennen met ontroerende bevrediging,’ en is gebaseerd op ‘pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elke oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt,’ aldus opnieuw Kundera.  Wat dat betreft verschilt Mak in niets van elke andere massamens voor wie goed en kwaad twee gescheiden werelden zijn, terwijl in zijn naam overal ter wereld de beschaving wordt geterroriseerd. Blind voor de werkelijkheid hebben Mak en zijn publiek alleen oog voor hun eigen onstilbaar verdriet. Kellendonk merkte terecht op:

Cultuurfilosofen speculeren wel eens of de kunst misschien de opengevallen plaats van de religie zou kunnen innemen, maar ik zou zweren dat die plaats bij ons allang bezet is door de ideologie.

De 'ideologie' van de zelfgenoegzame eenvoud, van de reclame-slogan als 'It's the real thing, drink Coca-Cola,' en de propaganda-leuze als 'Geen Jorwert zonder Brussel.' Het is de 'ideologie' van de gedachteloosheid. Het was de dichter W.B. Yeats die duidelijk maakte dat 'argument with someone else is rhetoric. Argument with yourself is poetry.'  De massamedia kunnen slechts overleven door retoriek, het is de enige manier waarop ze hun taak kunnen vervullen: en die is het mobiliseren van de massa om de belangen van de elite te dienen. Kellendonk: 

Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal. Ethiek betekent voor het 'ik': het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden… 

De publieke opinie kent geen 'ik.' Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij. Het staat altijd in het gelid van een partijprogramma, dat weer in het gelid staat van een ideologie. Het draagt een geweer en daarom moet ze het wel partijdig bejegenen. 


Kortom, om 'Geen Jorwert zonder Brussel' mogelijk te maken, 'dwingt,' volgens Mak, 'meneer Poetin' het neoliberale 'Europa om meer aan defensie uit te geven.' Punt, uit, zo wordt het zinloos geweld zinvol gemaakt en daarmee gelegitimeerd. Het is de logica van de straatvechter, die zijn tegenstander meteen op zijn 'smoel' wil slaan zodra hij vermoedt dat zijn belang wordt geschaad. De Ander 'dwingt' Het Ik geweld te gebruiken. Het Ik kan niet anders, Het Ik is onschuldig, kent geen verantwoordelijkheid. Het publieke Ik van de journalist Geert Mak is niet in staat tot zelfreflectie, en kan dus niet de bewuste en onbewuste processen in de eigen psyche herkennen, laat slaan doorgronden. 'Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in,' verklaarde ooit eens Frits van Exter, de voormalige hoofdredacteur van Trouw en huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland, en dus hoort het publiek 'wantrouwend te zijn tegenover de media,' aangezien de 'aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel wordt gestuurd' door 'de politieke machten.' Ik had het niet beter kunnen formuleren. Het probleem is alleen dat deze ontboezeming niet bedoeld was en is voor het grote publiek. Dat moet in de waan blijven dat de 'vrije pers' onafhankelijk, objectief en vooral ook vrij is, en dat hun werk juist niet 'wordt gestuurd.' 


Intussen hebben 'al die doe-mensen alleen maar last van het denken en vroeg of laat zullen ze proberen om het te beknotten. Laat de literatuur daarom alsjeblieft uit de staat verbannen blijven, zoals Plato in zijn onpeilbare wijsheid heeft bevolen,' aldus de laatste woorden van Kellendonk's essaybundel De veren van de zwaan (1987). Maar juist dat nu kunnen de pluimstrijkers van de journalistiek niet accepteren. Ze haten en minachten de kunst tot diep in hun ziel, omdat het de enige vrijplaats nog is voor de talentvollen. En daarom spreekt de door zijn collega's tot beste journalist van de twintigste eeuw uitgeroepen H.J.A. Hofland, van een 'politiek-literaire elite' waar 'een natie niet zonder' zou kunnen. Op die manier verwacht de nestor van de polderjournalistiek, die de werkelijkheid alleen nog in politieke termen kan zien, dat hij de kracht van de 'literatuur' kan neutraliseren, suggererend dat ze een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de 'politieke' werkelijkheid, terwijl het hier twee volstrekt gescheiden werkelijkheden betreft. Hoflands 'politiek-literaire elite' vertegenwoordigt de platte politieke realiteit, niet de subtiele werkelijkheid van de literatuur. En zowel hier als in de VS zorgt de zogeheten 'politiek-literaire elite' ervoor dat in de commerciële massamedia de macht van de elite permanent wordt gelegitimeerd, waarbij dissidente stemmen zorgvuldig worden geweerd, en de stem van de bevolking zelf niet meer gehoord wordt. Om de vrijheid van monopolisering nog meer te beperken en daarmee de vrijheid van meningsuiting verder te beknotten, besloot de Amerikaanse Federal Communications Commission (FCC), een overheidsorgaan, in 2007 'it's media-ownership rules' te herzien, zeer tot het ongenoegen van het geschoolde deel van de Amerikaanse bevolking. Amy Goodman, journaliste van Democracy Now! zei daarover:

Millions of people wrote to Congress, wrote to the FCC, e-malice, spoke out at forums — you had forums of a thousand people, this was unheard of — saying 'no, one media mogul can't own a radio-station, television-station and a newspaper in a city.' 

De interventie van de bevolking was een voorbeeld van hoe zeer het publiek genoeg had van de propaganda van de 'vrije pers,' en hoeveel weerzin men had tegen het feit dat 'we don't have news anymore. It is all entertainment.' Tevergeefs allemaal, want aldus de auteur Robert McChesney, hoogleraar Communications:

What Kevin Martin (de toenmalige voorzitter FCC. svh) did was demonstrate his absolute thoroughgoing contempt for doing his job, representing the public interest, and embracing entirely the interests of wealthy corporate benefactors. Period, pure and simple.

Hoewel in 'July 2011 a Federal Appeals Court overturned Kevin Martin's cross-ownership,' omdat volgens het Amerikaanse rechtbank 'the FCC had breached the public interest,' gaat bijvoorbeeld Murdoch's 'News Corporation,' dankzij een ontheffing uit 1993, gewoon door 'to monopolize media outlets.' De ware reden is simpel: in het neoliberale kapitalisme bestaat geen 'public interest,' door deregulering en privatisering bestaat er alleen nog het winstbelang van de economische elite, zowel in de VS van Kevin Martin als in de EU van Geert Mak. De opvattingen bij de massamedia vatte Dan Rather, die 44 jaar lang voor CBS werkte, en lange tijd 'managing editor' was van het bekende CBS Evening News kort maar krachtig als volgt samen: 'The view began to prevail: what is all this talk about public service. Baloney, we are in the entertainment business!' 

Hetzelfde proces was merkbaar bij de Hilversumse omroepen nadat politiek Den Haag zich via allerlei kanalen met de programmering begon te bemoeien, steeds meer op programmamakers werd bezuinigd in plaats van op de absurd hoge overhead, politiek plooibare netmanagers waren gaan bepalen wat het publiek wel en niet wil, en de autonomie van journalisten volledig verdween. Kritische programmamakers met wie ik bij de VPRO samenwerkte zouden vandaag de dag geen kans meer krijgen bij de omroep. Hetzelfde gaat op voor de krantenwereld, waar jonge, half-geletterde free-lancers worden ingehuurd om de krant en de internetpagina vol te schrijven met hapklaar 'nieuws.'  

Jeff Cohen, journalist en hoogleraar in Shadows of Liberty:

The American public knows far more information about sex-scandals, celebrities, Hollywood than they know about economics and the environment. That is by design. I think the people that own the media would be much happier if we were a nation of mindless consumers rather than a nation of informed citizens.

In de International New York Times van dinsdag 27 mei 2014 schreef de Amerikaanse auteur Karl Taro Greenfeld:

It's never been so easy to pretend to know so much without actually knowing anything. We pick topical, relevant bits from Facebook, Twitter or emailed news alerts, and then regurgitate (uitbraken svh).

Dat is ook de reden waarom de bestseller-auteur Geert Mak in tien jaar tijd een 1223   pagina's tellend boek over heel Europa kon schrijven en ook nog eens een 576 pagina's tellend boek over de hele VS, zonder dat zijn publiek doorhad hoe chaotisch en flinterdun de beschrijvingen zijn, en vanuit welke schrale context hij de realiteit weergeeft van de in totaal meer dan 800 miljoen inwoners. Karl Taro Greenfeld, zoon van twee auteurs:

What matters to us, awash in petabytes of data, is not necessarily having actually consumed this content firsthand but simply knowing that it exists — and having a position on it, being able to engage in the chatter about it. We come perilously close to performing a pastiche of knowledgeability that is really a new model of know-nothingness. 

Hoe meer de moderne mens in het grote niets staart des te geïnformeerder hij denkt te zijn, en wel omdat 'Data has become our currency.' Daarom 'We have outsourced our opinions,' aldus Greenfeld, en de opiniemakers maken daarvan handig gebruik. Hoewel ook zij lijden aan een gebrek aan kennis pretenderen ze van alles iets te weten, en zijn ze niet van de beeldbuis af te meppen. Maar zelfs de meningen in hun boeken bezitten een uiterst kortstondige houdbaarheidsdatum. Hun claim deskundig te zijn, blijkt al snel op niets te berusten. Vandaar ook dat ze nooit durven te reageren zodra ze ter verantwoording worden geroepen. Hun eigen redding is zwijgen en doen alsof hun neus bloedt. En daar komen deze zwendelaars verrassend ver mee. In een tijd waarin niets meer waar lijkt te zijn, en de mens overspoeld wordt met propaganda is er geen moreel en intellectueel houvast meer. En de brutaalsten onder de journalisten trekken daar profijt van. 'Geen Jorwert zonder Brussel,' uitgesproken met een pedante stelligheid die verbijsterend is, maar na enig nadenken toch o zo verklaarbaar is:

The information is everywhere, a constant feed in our hands, in our pockets, on our desktops, our cars, even in the cloud. The data stream can't be shut off. It pours into our lives a rising tide of words, facts, jokes. GIFs, gossip and commentary that threatens to drown us… It's a none-too-convincing assertion that we are still afloat. 

Juist dit verklaart waarom de Makkianen verslaafd zijn aan publiciteit. Ze moeten gehoord worden om zichzelf te kunnen overtuigen dat ze nog bestaan. Ondertussen is het publiek even verslaafd aan 'onze eigen Geert Mak,' die temidden van alle onbenulligheid net zo vertrouwd is geworden als een oude vaas op het dressoir. 






NYT’s One-Sided Ukraine Narrative


Exclusive: The U.S. press coverage of the Ukraine crisis has been stunningly biased and one-sided, placing virtually all the blame on Russian President Putin. One of the worst offenders in this journalistic travesty has been the New York Times, writes Robert Parry.

By Robert Parry

As part of the New York Times’ sorry descent into becoming a propaganda sheet for the U.S. State Department, the Times’ front-page story on the Ukrainian presidential election offered a near perfect distillation of Official Washington’s false narrative on the crisis.

“The special election was called by Parliament to replace Viktor F. Yanukovych, who fled Kiev on Feb. 21 after a failed but bloody attempt to suppress a civic uprising, and whose toppling as president set off Russia’s invasion and annexation of Crimea,” wrote David M. Herszenhorn, one of the most consistently biased reporters on Ukraine.

Ukraine's President-elect Petro Poroshenko.
Ukraine’s President-elect Petro Poroshenko.
Very little about the Times’ summary is either accurate or balanced. It is at best a one-sided account of the tumultuous events over the past several months in Ukraine and leaves out context that would enable a Times’ reader to get a more accurate understanding of the crisis.
Indeed, that false narrative, which has now become engrained as American conventional wisdom, has itself become a threat to U.S. interests because, if you believe the preferred storyline, you would tend to support aggressive counter-measures that could have dangerous and counter-productive consequences.

Beyond that, there is the broader risk to U.S. democracy when major news organizations routinely engage in this sort of propaganda. Just in recent years, the U.S. government has launched wars under such fake pretenses, inflicting casualties in faraway lands, engendering profound hatred of the United States, depleting the U.S. Treasury, and maiming and killing American soldiers.
That is why it’s important for journalists and news outlets to do all they can to get these kinds of stories right and not just pander to the powers-that-be.

Ukraine’s Real Narrative

Regarding Ukraine, the real narrative is much more complex and nuanced than the New York Times described. The origins of the immediate crisis date back to last year when the European Union rashly offered an association agreement to Ukraine, a proposal that elected President Yanukovych considered.

However, when the International Monetary Fund insisted on a harsh austerity plan that would have made the hard lives of the Ukrainian people even harder – and when Russian President Vladimir Putin offered a more generous aid package of $15 billion – Yanukovych turned away from the EU-IMF deal.

That provoked demonstrations in Kiev from Ukrainians, many from the west, who favored closer ties to Europe and who were tired of the endemic corruption that has plagued Ukraine since the fall of the Soviet Union in 1991 and since the “shock therapy” capitalism that saw a handful of oligarchs plunder the nation’s wealth and resources.

Though most protesters appeared motivated by a desire for better governance and a hope that an association with Europe would improve their economic prospects, a significant percentage of the crowd on the Maidan came from neo-Nazi and other far-right movements that despised Yanukovych and his ethnic Russian political base for their own reasons, dating back to Ukraine’s split in World War II between pro-Nazi and pro-Soviet forces.

The increasingly disruptive protests on the Maidan were also egged on by U.S. officials and pushed by U.S.-funded non-governmental organizations, some subsidized by the National Endowment for Democracy, whose neocon president Carl Gershman last September had termed Ukraine “the biggest prize” and a key step in undermining Putin inside Russia.

Assistant Secretary of State for European Affairs Victoria Nuland, a neocon who had been an adviser to Vice President Dick Cheney, personally urged on the demonstrators, even passing out cookies at the Maidan. In one speech, she told Ukrainian business leaders that the United States had invested $5 billion in their “European aspirations.”

Nuland also was caught in an intercepted phone conversation with U.S. Ambassador to Ukraine Geoffrey Pyatt explaining whom she wanted to see running the government once Yanukovych was gone. Her choice was Arseniy Yatsenyuk or “Yats.”

Sen. John McCain, another prominent neocon, rallied the Maidan protesters while standing near a Svoboda party banner honoring Nazi collaborator Stepan Bandera, whose radical paramilitary force had helped the Nazis expel and exterminate tens of thousands of Poles and Jews during World War II.

The Putsch

Contrary to Herszenhorn’s boilerplate paragraph, the violence was not entirely from the embattled government. Neo-Nazi militias, which had secured weapons and organized themselves into 100-man brigades, launched repeated attacks on the police, including burning some policemen with firebombs.

On Feb. 20, as the violence worsened, mysterious snipers opened fire on both demonstrators and police, killing some 20 people and escalating the confrontation dangerously. Though the Western press jumped to the conclusion that Yanukovych was to blame, he denied ordering the shootings and EU officials later came to suspect that the attacks were done by the opposition as a provocation.

“So there is a stronger and stronger understanding that behind snipers it was not Yanukovych, it was somebody from the new coalition,” Estonia’s Foreign Minister Urmas Paet told European Union foreign affairs chief Catherine Ashton, as reported by the UK Guardian.

On Feb. 21, Yanukovych sought to tamp down the violence by signing an agreement with representatives of Germany, France and Poland in which he accepted early elections (so he could be voted out of office) and agreed to reduced presidential powers. He also pulled back the police.
However, when the police were withdrawn, the neo-Nazi militias completed their putsch on Feb. 22, seizing control of government buildings and forcing Yanukovych and his officials to flee for their lives. In effect, the storm troopers controlled the Ukrainian government.

I was told by an international diplomat who was on the ground in Kiev that the Western countries felt there was no choice but to immediately work with the shaken Parliament to put together an interim government, otherwise the “thugs” would remain in charge.

So, Yanukovych was hastily impeached through an illegal process that circumvented the Ukrainian constitution, and the Parliament picked a new government which ceded four ministries, including national security, to the neo-Nazis in recognition of their crucial role in the coup.

To head up this interim government, Yatsenyuk was named prime minister and one of his first orders of business was to enact the IMF austerity plan that Yanukovych had rejected. The intimidated Parliament also approved a ban on Russian as an official language, although that scheme was later dropped.

In other words, the Times misleads its readers when it summarizes the events by simply saying Yanukovych “fled Kiev on Feb. 21 after a failed but bloody attempt to suppress a civic uprising.”

The Aftermath

After the coup, ethnic Russians in the east and south were outraged that their elected president had been removed violently and illegally. In the southern peninsula of Crimea, the local parliament voted to arrange a referendum on secession in order to rejoin Russia, which had controlled Crimea dating back to the 1700s.

Russia did not “invade” Crimea since Moscow already had some 16,000 troops stationed in Crimea under an agreement with Ukraine for Russia to retain its historic naval base at Sevastopol. Russian troops did back up the local Crimean authorities as they planned their referendum which showed overwhelming public support for secession.

It became another U.S. conventional wisdom that the referendum was “rigged” because the turnout was high and the vote in favor of secession was 96 percent. But exit polls showed a similarly overwhelming majority of around 93 percent – and no serious person doubts that most Crimeans favored escaping from the failed Ukrainian state.

Russia then agreed to accept Crimea back into its federation. So, while the Crimean referendum was surely hastily organized, it reflected the popular will and was central to the Russian decision to reclaim the historical peninsula.

Yet, the Times summarized those events as “Russia’s invasion and annexation of Crimea,” creating the image of Russian troops swarming across the border and seizing the territory against the will of the people.

If Herszenhorn’s paragraph were the first time that he or the newspaper had offered such a misleading account on Ukraine or other international hotspots, one might excuse it as just a rushed and careless synopsis. But the summary is only the latest example of the Times’ deeply biased pattern, marching in lockstep with the State Department’s propaganda themes for years.

The Times’ failures in the run-up to the disastrous Iraq War were infamous, particularly the “aluminum tube” story by Michael R. Gordon and Judith Miller. The Times showed similar bias on the Syrian conflict, including last year’s debunked Times’ “vector analysis” tracing a Sarin-laden rocket back to a Syrian military base when the rocket had less than one-third the necessary range.

But the Times’ prejudice over the Ukraine crisis has been even more extreme. Virtually everything that the Times writes about Ukraine is so polluted with propaganda that it requires a very strong filter, along with additives from more independent news sources, to get anything approaching an accurate understanding of events.

Since the early days of the coup, the Times has behaved as essentially a propaganda organ for the new regime in Kiev and the State Department, blaming Russia and Putin for the crisis. [See Consortiumnews.com’s “Will Ukraine Be NYT’s Waterloo?”]

Embarrassing Gaffes

In the Times’ haste to perform this function, there have been some notable journalistic gaffes such as the Times’ front-page story  touting photographs that supposedly showed Russian special forces in Russia and then the same soldiers in eastern Ukraine, allegedly proving that the east’s popular resistance to the coup regime in Kiev was simply clumsily disguised Russian aggression.

Any serious journalist would have recognized the holes in the story – since it wasn’t clear where the photos were taken or whether the blurry images were even the same people – but that didn’t bother the Times, which led with the scoop.

However, only two days later, the scoop blew up when it turned out that a key photo — supposedly showing a group of soldiers in Russia who later appeared in eastern Ukraine — was actually taken in Ukraine, destroying the premise of the entire story.

Herszenhorn himself has been one of the most biased Times’ reporters. [See Consortiumnews.com’s “Ukraine, Though the US ‘Looking Glass.’”]

Now, since Ukrainian voters – with the exception of those in the rebellious eastern provinces – have selected a new president, billionaire businessman Petro Poroshenko, the question is whether the twisted and distorted U.S. narrative will stop President Barack Obama from taking pragmatic steps to defuse the crisis.

Poroshenko, who has done past business in Russia and knows Putin personally, appears ready to deescalate the crisis with Ukraine’s neighbor. After Sunday’s election, Poroshenko vowed to repair relations with Russia and Putin, who himself has made conciliatory comments about respecting the election results.

“Most probably the meeting with the Russian leadership will certainly take place in the first half of July,” said Poroshenko,. “We should be very ready tactically in approach to this meeting, because first we should create an agenda, we should prepare documents, so that it will not be just to shake hands.”

Poroshenko also has voiced a willingness to accept greater federalism that would grant a degree of self-rule to the provinces in eastern Ukraine. And, there are tentative plans for Obama and Putin to meet on June 6 in Normandy around ceremonies honoring the 70th anniversary of D-Day.

Despite these few positive developments, the violence in eastern Ukraine continues to escalate with scores of ethnic Russian separatist rebels and pro-Kiev troops killed in clashes around the Donetsk airport on Monday.

Still, the major remaining obstacle to some reconciliation of the Ukraine crisis may be the deeply biased reporting at the Times and other mainstream American news outlets, which continue to insist that the story has only one side.

Investigative reporter Robert Parry broke many of the Iran-Contra stories for The Associated Press and Newsweek in the 1980s. You can buy his new book, America’s Stolen Narrative, either in print here or as an e-book (from Amazon and barnesandnoble.com). For a limited time, you also can order Robert Parry’s trilogy on the Bush Family and its connections to various right-wing operatives for only $34. The trilogy includes America’s Stolen Narrative. For details on this offer, click here.



Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...