vrijdag 22 november 2013

De Mainstream Pers 82


Assange is – laten we het hopen – het voorbeeld van de klokkenluider, iemand die gedreven door zijn gevoel voor rechtvaardigheid, de misstanden aan de kaak wil stellen.
Hoe dan ook, ze vullen een hiaat, althans gedeeltelijk. Dat hiaat is mede ontstaan doordat de gebruikelijke onderzoeksjournalistiek er de laatste tientallen jaren niet op vooruit is gegaan. Hoe langer hoe meer zijn dag- en weekbladen zich gaan bezighouden met minder moeilijke zaken, entertainment, roddel, sport, in plaats van het ‘hinderlijk volgen’ van de gezagsdragers. Daarbij is het principe dat die mensen nu eenmaal nooit te vertrouwen zijn. De gedrukte pers, in het gedrang geraakt door de nieuwe media, heeft een lange periode van opleuking achter de rug. Maar het publieke wantrouwen is gebleven, misschien zelfs gegroeid. Stel je voor dat we acht jaar geleden een WikiLeaks hadden gehad, terwijl met leugens en vergissingen de aanval op Irak werd voorbereid (en onze medeplichtigheid daaraan). Had de wereldgeschiedenis dan een andere wending genomen?
Henk Hofland. De risico’s van de openbaarheid. NRC. Woensdag 1 december 2010
De mainstream opiniemaker die in 2010 in de NRC constateerde dat ‘hoe langer hoe meer zijn dag- en weekbladen zich gaan bezighouden’ met ‘entertainment, roddel, sport, in plaats van het “hinderlijk volgen” van de gezagsdragers,’ is dezelfde Henk Hofland die een jaar eerder nog in De Groene Amsterdammer beweerde dat Redacties van de serieuze media instituten [zijn] waar honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt.’
De tegenspraak is kenmerkend voor de mainstream journalistiek, de ene dag kan ze dit beweren en de volgende dag precies het tegenovergestelde, ervan uitgaande dat de consument geen geheugen heeft of moet hebben, om de eenvoudige reden dat de waan van de dag de enige ‘waarheid’ is. Logica is in de virtuele wereld van de commerciele massamedia geen noodzaak. Dat blijkt tevens uit het volgende citaat uit Hoflands NRC-column.
Hoe dat komt blijft hier in het midden, maar het grote publiek is minder dan ooit geneigd om de gezagsdragers op hun woord te geloven. De nieuwe, geëmancipeerde internetgebruiker is ervan overtuigd dat hij, ongeacht zijn kennis van zaken, in staat is om zijn eigen conclusies te trekken. En dan komt WikiLeaks met een overstelpende hoeveelheid onthullingen en daarna nog zo’n stortvloed. Valt zo’n chaos van feiten nog te beoordelen, kan er een steekhoudend oordeel over de verantwoordelijken worden uitgesproken? Bestuurders voelen zich in het nauw gedreven, aan de ene kant doordat het onvermijdelijke internet ook een middel tot voorbarige openbaarheid kan zijn, aan de andere kant doordat ze daarmee worden uitgeleverd aan het onmiddellijke oordeel van de dan plotseling goedgelovige massa. De verborgen zwakte van internet is dat het oorzaak kan zijn van een laaiende volkswoede. Hoe dat in zijn werk zou gaan, weten we nog niet. Het risico is er.
Wanneer Hofland stelt dat ‘het grote publiek minder dan ooit geneigd [is] om de gezagsdragers op hun woord te geloven,’ dan zegt hij iets wat iedereen al weet. Veel opmerkelijker is dat hij ‘in het midden’ wil laten ‘hoe dat komt.’ Waarom? Dat is in het kader van zijn betoog nu juist van doorslaggevend belang. Vooral ook vanwege de disciplinerende rol die de veel geroemde ‘vrije pers’ in het Westen speelt. Aangezien ook de nestor van de Nederlandse opiniemakers zo ambivalent is over de rol van de mainstream journalisten, zal ik twee Amerikaanse geleerden van naam aan het woord laten, die wel een duidelijke analyse geven. In hun uitgebreid gedocumenteerde studie Manufacturing Consent. The political economy of the Mass Media analyseerden de Amerikaanse emeritus hoogleraren Edward S. Herman en Noam Chomsky de dagelijkse berichtgeving van wat de ‘journalist, bestuurder en historicus’ Ben Knapen ‘de vertrouwde media’ noemt. Herman en Chomsky constateren na een omvangrijk onderzoek:
In contrast to the standard conception of the media as cantankerous, obstinate, and ubiquitous in their search for truth and their independence of authority, we have spelled out and applied a propaganda model that indeed sees the media as serving a ‘societal purpose,’ but not that of enabling the public to assert meaningful control over the political process by providing them with the information needed for the intelligent discharge of political responsibilities. On the contrary, a propaganda model suggests that the ‘societal purpose’ of the media is to inculcate and defend the economic, social, and political agenda of privileged groups that dominate the domestic society and the state. The media serve this purpose in many ways: through selection of topics, distribution of concerns, framing of issues, filtering of information, emphasis and tone, and by keeping debate within the bounds of acceptable premises.
Iedereen die zich niet aan deze consensus houdt, wordt al vrij snel gemarginaliseerd. Dissidente visies zijn onmogelijk, die worden op een indirecte of, zo nodig, directe manier uit de berichtgeving gefilterd. Beide wetenschappers concluderen na ruim 400 pagina's:
As we have stressed throughout this book, the U.S. media do not function in the manner of the propaganda system of a totalitarian state. Rather, they permit -- indeed, encourage -- spirited debate, criticism, and dissent, as long as these remain faithfully within the system of presuppositions and principles that constitute an elite consensus, a system so powerful as to be internalized largely without awareness. No one instructed the media to focus on Cambodia and ignore East Timor. They gravitated naturally to the Khmer Rouge and discussed them freely -- just as they naturally suppressed information on Indonesian atrocities in East Timor and U.S. responsibility for the agression and massacres. In the process, the media provided neither facts nor analyses that would have enabled the public to understand the issues or the bases of government policies toward Cambodia and Timor, and they thereby assured that the public could not exert any meaningful influence on the decisions that were made. This is quite typical of the actual ‘societal purpose’ of the media on matters that are of significance for established power; not ‘enabling the public to assert meaningful control over the political process,’ but rather averting any such danger. In these cases, as in numerous others, the public was managed and mobilized from above, by means of the media's highly selective messages and evasions. As noted by media analyst W. Lance Bennett: ‘the public is exposed to powerful persuasive messages from above and is unable to communicate meaningfully through the media in response to the messages... Leaders have usurped enormous amounts of political power and reduced popular control over the political system by using the media to generate support, compliance, and just plain confusion among the public.'
Geen enkele serieus onderzoek naar de werking van de journalistiek bestrijdt dit. De lezer dient de kritiek van Edwards en Chomsky in gedachten te houden wanneer Henk Hofland beweert dat de Volkskrant en NRC Handelsblad elitaire kranten [zijn]. Dat is geen nadeel. Een natie kan niet zonder een politiek-literaire elite,’ omdat ook hier weer Hoflands bewering bedrieglijk is. Vrij Nederland hoofdredacteur Frits van Exter waarschuwt terecht dat 'Lezers wantrouwend [horen] te zijn tegenover de media,’ om de simpele reden dat ‘De aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd wordt… door de politieke machten.’ En dit ‘werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.’ Bovendien is de grootste inkomstenbron van de kranten de reclamegelden en wordt de berichtgeving dus tevens gestuurd door de economische macht. Niet voor niets adviseert zelfs iemand als Hofland de redacties van de Volkskrant en de NRC:
Het zou het beste zijn dat de twee kranten zich verzelfstandigen. Dat ze op de een of andere manier voor hun eigen exploitatie verantwoordelijk worden waardoor ze ophouden handelswaar te zijn. Onafhankelijkheid is niet te koop.
Onafhankelijk zijn de commerciële massamedia met hun ‘politiek-literaire elite’ geenszins, hun producten zijn allereerst en vooral 'handelswaar.' Herman en Chomsky:
Given the imperatives of corporate organization and the workings of the various filters, conformity to the needs and interests of privileged sectors is essential to succes. In the media, as in other major institutions, those who do not display the requistite values and perspectives will be regarded as ‘irresponsible’, ‘ideological’, or otherwise aberrant, and will tend to fall by the wayside. While there may be a small number of exeptions, the pattern is pervasive, and expected. Those who adapt, perhaps quite honestly, will then be free to express themselves with little managerial control, and they will be able to assert, accurately, that they perceive no pressures to conform. The media are indeed free -- for those who adopt the principles required for ‘societal purpose.’
Daar komt nog een ander problematisch element bij, dat Hofland als een pluspunt aanprees toen hij zei:

Nu.nl vind ik een lekker internetkrantje: bij de tijd, snel, het nieuws is redelijk opgeschreven.

Maar in werkelijkheid hebben we hier te maken met een ingrijpend nadeel. De keerzijde werd in Manufacturing Consent als volgt verwoord:

The technical structure of the media virtually compels adherence to conventional thoughts; nothing else can be expressed between two commercials, or in seven hunderd words, without the appearance of absurdity that is difficult to avoid when one is challenging familiar doctrine with no opportunity to develop facts or argument... The critic must also be prepared to face a defamation apparatus against which there is little recourse, an inhibiting factor that is not insubstantial... The result is a powerful system of induced conformity to the needs of privilege and power. In sum, the mass media of the United States are effective and powerful ideological institutions that carry out a system-supportive propaganda function by reliance on market forces, internalized assumptions, and self-censorship, and without significant overt coercion. This propaganda system has become even more efficient in recent decades with the rise of the national television networks, greater mass-media concentration, right-wing pressures on public radio and television, and the growth in scope and sophistication of public relations and news management.

Daarover zwijgt Hofland wanneer hij met grote stelligheid stelt dat Het nieuws, onbevooroordeeld gebracht, toegelicht door deskundigen, behoort tot de publieke voorzieningen.’ En wat ‘Het nieuws’ is, bepaalt uiteindelijk de politieke en economische macht die de ‘politiek-literaire elite,’ waar een ‘natie niet zonder [kan],’ aanstuurt. En zo sluit de cirkel zich.

Door de vloedgolf aan triviale en belangrijke informatie komt bijna niemand toe aan het nader bestuderen van teksten. Neem bijvoorbeeld de volgende bewering van H.J.A. Hofland, door zijn collega’s uitgeroepen tot de grootste journalist in de polder van de hele twintigste eeuw:

De gedrukte pers, in het gedrang geraakt door de nieuwe media, heeft een lange periode van opleuking achter de rug. Maar het publieke wantrouwen is gebleven, misschien zelfs gegroeid.

De eerste zin suggereert een causaal verband. De lezer krijgt de indruk dat de commerciele massamedia, ook de ‘elitaire kranten’ NRC en Volkskrant, al jaren bezig zijn met ‘opleuking’ door de komst van internet. Hofland legt dit niet uit. Sterker nog, gezien de afkeer van de 'politiek-literaire elite' voor ‘de gedigitaliseerde stem des volks’ zou veel logischer zijn geweest dat de kranten zich hadden verdiept, en juist niet gepopulariseerd. Hoe dan ook, in de volgende zin introduceert Hofland een tegenstelling door het gebruik van ‘maar.’ Het ‘publieke wantrouwen’ is ‘misschien zelfs gegroeid,’ ondanks ‘een lange periode van opleuking’ van de al dan niet ‘elitaire kranten’ die, Met onverbiddelijke regelmaat het product [leveren] op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt,’ waardoor Het logisch [zou] zijn om de productie van dit drukwerk ook tot de publieke voorzieningen te rekenen, zoals gas, water en licht.’

Hier ontbreekt zelfs ook maar een begin van logica. Het is namelijk ondenkbaar dat de ‘politiek-literaire elite’ een ‘lange periode van opleuking’ accepteert om tegelijkertijd te stellen dat zij ‘met onverbiddellijke regelmaat’ de bevolking breed informereert, zodat zij ‘tot een gefundeerd oordeel’ kan komen. Hofland suggerereert daarmee dat de commerciële pers een hoeksteen is van een ware democratie, terwijl hij in hetzelfde opiniestuk verklaart dat de 'vrije pers' haar taak verzaakt, namelijk ‘het “hinderlijk volgen” van de gezagsdragers.’  Het is weer één van die ontelbare voorbeelden van de pretenties en interne tegenstrijdigheden die de commerciële journalistiek kenmerken. Waarom verzaakt de mainstream pers haar taak? Wat zijn de oorzaken? Hofland zwijgt daarover. Wanneer men zijn humbug tegen het licht houdt wordt duidelijk dat hier slechts sprake is van kapsones van een koorddanser die met evenwichtsstok en al neerstort. Dat kan ook niet anders als men voortdurend de schijn probeert op te houden. Ook het volgende fragment toont de chaotische voorstelling van zaken van de mainstream pers. Hofland:

Stel je voor dat we acht jaar geleden een WikiLeaks hadden gehad, terwijl met leugens en vergissingen de aanval op Irak werd voorbereid (en onze medeplichtigheid daaraan). Had de wereldgeschiedenis dan een andere wending genomen?
Dit kan geen vraag zijn voor een journalist en opiniemaker die eerst heeft gesteld dat alleen door juiste informatie van de ‘politiek-literaire elite’ en het ‘hinderlijke volgen’ van de autoriteiten het publiek ‘tot een gefundeerd oordeel’ kan komen. Tenzij 'een gefundeerd oordeel' geen invloed kan uitoefenen in een kapitalistische democratie. Maar dat laatste bedoelt Hofland zeker niet. De conclusie moet dus zijn dat juist door ‘onze medeplichtigheid’ de ‘wereldgeschiedenis’ geen ‘andere wending’ kon nemen. Wanneer de NRC-redactie  eerst weigert de reacties te plaatsen van Nederlandse internationaal recht-deskundigen, waarin gewezen wordt op het feit dat een agressieoorlog tegen Irak een grove schending van het oorlogsrecht betekent, en de krant vervolgens op 20 maart 2003, de dag van de illegale inval, laat weten dat 'Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire,' dan kan men niet van de lezer verwachten dat hij met een ‘gefundeerd oordeel’ zijn volksvertegenwoordigers dwingt een andere keuze te maken. Zelfs al in 2003 hadden de mainstream journalisten aan de hand van de overvloedig aanwezige achtergrondinformatie kunnen berichten wat iemand als ik destijds schreef en op de VPRO-radio meldde, namelijk dat wat betreft de ware motieven van de autoriteiten, het publiek bedrogen werd door de politiek verantwoordelijken.
http://home.planet.nl/~houck006/oorlogomolie.pdf  http://home.planet.nl/~houck006/oliesel2.pdf   http://home.planet.nl/~houck006/oliesel3.pdf  (Ik ontdek net dat de VPRO, mijn serie over de Irakoorlog van de site heeft gehaald. Historisch bewustzijn is ook daar niet meer aanwezig, dus kan ik u niet naar die 5 uur durende programma’s verwijzen.)

Het punt is: of de journalistiek heeft geen enkele invloed op de visie en meningen van de bevolking en levert het ‘hinderlijk volgen’ van de autoriteiten geen positief resultaat op, of  het is wel degelijk effectief en is daarom de vraag van Hofland misleidend, want als die illegale inval niet plaats had kunnen vinden dan had het Iraakse volk niet zo hoeven te lijden en had 'de wereldgeschiedenis' een 'andere wending genomen.' In het eerste geval moet Hofland toegeven dat de 'democratie' geen 'democratie' is in de letterlijke betekenis van het woord: 'volksheerschappij.' In het tweede geval is zijn vraag zinloos en stelt hij die alleen om het voor de hand liggende antwoord te omzeilen, namelijk: dat de 'democratie' door zijn 'politiek-literaire elite' is bedrogen en dat die 'politiek-literaire elite' geen intellectuele elite is, maar een club tamelijke onnozele opportunisten die zich ver verheven voelt boven 'het volk.' Het is aan de lezer om de keuze te maken. Meer over Hoflands chaotische voorstelling van zaken, volgende week maandag.

Henk Hofland: 'Hoe langer hoe meer zijn dag- en weekbladen zich gaan bezighouden met minder moeilijke zaken, entertainment, roddel, sport, in plaats van het "hinderlijk volgen" van de gezagsdragers.'

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...