zaterdag 9 november 2013

De Mainstream Pers 71





The study of money, above all other fields in economics, is the one in which complexity is used to disguise the truth or to evade the truth, not to reveal it.

John Kenneth Galbraith. Money Whence it Came, Where it Went. 2001


During the Christian era in Europe, wealth, privilege, and power came with great moral costs. In frescoes, woodcuttings, architecture and murals, merchants, moneylenders, popes, cardinals and kings were depicted in shackles being carted off to hell under the watchful eyes of truncheon-wielding demons. The message to the illiterate population was clear – the rich and powerful have received their reward on Earth; best to be humble and poor, assured of a life in heaven after this one. Economic doctrines like the ‘just price’ and taboos on debt dominated European markets. Normalization of interest and gain required an entirely new understanding of Christianity, a new aesthetic of wealth. Centered in Florence, a new crop of wealthy patrons began to hire artists to depict Christ and his followers, the Virgin Mary, the Pope, local elites and the like, lavished with opulence and wealth. The new idea was that riches and religion were symbiotic.
Darren Fleet. The Creative Destruction of Neoclassical Economics. 2012


Initially the church regarded the practice of profiting from loans as a sin – known as usury – but the bankers found a loophole in religious doctrine: it was permitted to charge for the reimbursement of expenses incurred in making the loan. This was termed interest. Gradually bankers widened the definition of ‘interest’ to include what had formally been called ‘usury.’ The practice of loaning out receipts for gold that didn’t really exist worked fine, unless many receipt-holders wanted to redeem paper notes for gold or silver all at once. Fortunately for the bankers, this happened so rarely that eventually the writing of receipts for more money than was on deposit became a perfectly respectable practice know as fractional reserve banking.
Richard Heinberg. The End of Growth. 2011

Totdat in de moderne tijd een deel van de elite besluit dat er teveel geld is geproduceerd waar niets tegenover staat en dat het lucratiever is om de luchthandel ineen te laten storten. De gemeenschap moet vervolgens voor de kosten opdraaien zoals onder ander tijdens de kredietcrisis van 2008 gebeurde. De mainstream pers en de democratisch gekozen politici deelden de bevolking mee dat het niet bestaande geld was ‘verdampt,’ een autonoom natuurkundige fenomeen, dat kennelijk niets met menselijk handelen te maken had. Daardoor kon het speculeren met werkelijk niets weer opnieuw beginnen, tot de volgende kredietcrisis en recessie of zelfs economische depressie. Het spreekt voor zich dat dit een valse voorstelling van zaken was en nog steeds is, aangezien het creëren van geld en het speculeren met geld niets met de natuur heeft te maken, maar alles met de mens. Daarover schreef de Britse financieel adviseur Tarek el Diwany in het tijdschrift de New Internationalist:

The ability to practice usury was in olden times limited by the amount of gold or silver coins available to the moneylender. In the seventeenth century, a critical development in England largely removed this limiting factor. Here, early bankers took deposits of gold coins and in return issued paper receipts promising repayment on demand. In due course, merchants began to use the bankers' receipts in payment for goods and services. It was easier to hand over a paper receipt to a seller than to travel to the bank in order to withdraw coins first. This behavior allowed the bankers to dramatically enlarge their business as moneylenders because, from now on, when the public came to borrow money, the banker could lend them freshly printed paper receipts. This policy had one great advantage. Unlike gold, paper receipts could be manufactured at little or no cost. 'The Bank hath benefit of interest on all moneys which it creates out of nothing' was how William Paterson, first Director of the Bank of England, put it in 1694. The more paper receipts bankers printed, the more loans they could make and the more interest they could earn. It was therefore 'in their interest' to create as much money as possible. But this policy had dire consequences for the rest of society. The more money that was issued into circulation, the more prices began to rise throughout the economy. And because every unit of paper money was issued under a loan contract, the indebtness of society grew remorselessly over time. If a banker called in the paper loans, a vicious recession could easily result. The political power that this gave to the banks was not lost on President Andrew Jackson. In his farewell address of 1837, he accused the Bank of the United States of having done exactly this in an attempt to defeat his program on banking reform:

'The distress and alarm which pervaded and agitated the whole country when the Bank of the United States waged war upon the people in order to compel them to submit to its demands cannot yet be forgotten. The ruthless and unsparing temper with which whole cities and communities were oppressed, individuals impoverished and ruined, and a scene of cheerful prosperity suddenly changed into one of gloom and despondency to be indelibly impressed on the memory of the people of the United States. If such was its power in time of peace, what would it have been in a season of war with an enemy at your doors?'

Andrew Jackson waarschuwde zijn landgenoten dat indien hij er niet in was geslaagd om in 1833 deze 'national bank' te sluiten

the government would have passed from the hands of the many to the few, and this organized money power, from its secret conclave, would have dictated the voice of your highest officials and compelled you to make peace or war, as best suited their own wishes.


Precies 80 jaar later, in 1913, lukte het de financiële macht in de VS om opnieuw een particuliere nationale bank op te richten, de Federal Reserve, die geen eigendom is van de staat, maar van de aandeelhouders, te weten particuliere banken die niet de brede belangen van de gemeenschap behartigen, maar alleen het financiële belang van de rijke elite. Het gevolg is dat de Amerikaanse plutocratie vandaag de dag zowel de Amerikaanse binnenlandse als de buitenlandse politiek bepaalt. Zeker ook omdat de rijken bepalen welke kandidaat financieel gesteund wordt om president te worden en welke absoluut niet. Obama is daar een sprekend voorbeeld van en het is ook tekenend voor de misdadige onwetendheid van een opiniemaker als Geert Mak om nog in 2012 publiekelijk te verkondigen dat 

het beter voor Nederland en de internationale gemeenschap [is] dat Obama de verkiezingen wint.

Even absurd was zijn bewering dat er 'Geen Jorwerd zonder Brussel,' mogelijk is, terwijl hij weet dat de 'Federal Reserve, de particuliere, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar [is] met de Europese Centrale Bank in Frankfurt.'  http://nl.wikipedia.org/wiki/Federal_Reserve

De Amerikaanse onderzoekster Rebecca Fisher schrijft in haar essay The Paradox of Democratic Capitalism (2013) over de macht van de financiële en economische elite op de zogeheten Amerikaanse 'democratie,' die volgens Mak barst van de 'vitaliteit':

Dominant political and cultural discourses are now routinely constructed to promote capitalist narratives of democracy, freedom and individual choice. This has been the case even in the wake of public outcry and social unrest following the financial crisis and ongoing recession, which has seen the readiness of the state to prioritise the maintenance of the capitalist system, with massive injection of state money to bail out the financial system, brutal cuts to public spending, and drives to privatise even more of the public sector and close more and more of the commons. This has resulted in another crisis of legitimacy and an increase in the use of coercive strategies to control restive populations, such as increased militarisation.

Tegelijkertijd krijgt het grote publiek doorgaans een slap aftreksel geserveerd van de voorheen zo doeltreffende propaganda. Een illustrerend voorbeeld gaf op zaterdag 20 oktober 2013 NRC-'redacteur' Marc Chavannes, hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, benevens commentator bij de NOS en andere omroepen, onder de kop ‘De aftakeling van de democratie’:

Democratie is geen exportartikel meer. Dat was wel anders toen de Verenigde Staten in 2003 met het gelijk van de zendeling Irak binnenvielen en dictator Saddam verwijderden. De landen van het Midden-Oosten waren toe aan bestuur van het volk door het volk; de ene dominosteen na de andere zou kantelen. Na weken verlammende geruzie in Washington lijkt de Amerikaanse democratie zelf vastgelopen en uitgewoond. 

Wie bepaalden destijds dat ‘De landen van het Midden-Oosten [toe] waren aan bestuur van het volk door het volk’? En wie bepaalden eerder dat 'De landen van het Midden-Oosten' nog niet '[toe] waren aan bestuur van het volk door het volk’? Het volk? Washington die de dictaturen in de twee belangrijkste Arabische landen, Saoedi Arabie vanwege de olie en Egypte, vanwege het met Israel samenwerkende leger, in het zadel hielpen en hielden? En sinds wanneer was voor de plutocratische supermacht ‘democratie’ een ‘exportartikel’? Ondanks al zijn stelligheid zwijgt professor Chavennes daarover. Hoe lang nog? 

Die vraag is actueel omdat door de verandering in tijdgeest de oude mythes ineens zijn uitgewerkt en de westerse burger plotseling ziet dat de Keizer geen kleren aan heeft. De legitimiteit van het systeem staat ter discussie en het ancien régime, inclusief zijn lakeien, de journalisten, moet op zijn woorden gaan letten.  Dat begrijpt opiniemaker Chavannes maar al te goed en is dan ook de voornaamste reden voor zijn weigering om met mij publiekelijk in discussie te gaan over zijn beweringen. Ondanks het feit dat hij tijdens zijn Oratie als Hoogleraar Journalistiek stelde dat journalisten weliswaar ‘onderling de nodige discussie hebben,’ maar ‘nooit over wat echt goede journalistiek is’ en dat bovendien journalisten dit moetendoen in een geïntensiveerde samenspraak met wat vroeger “de lezer” en “de kijker” werd genoemd, dus op internet,’ reageert Chavannes niet op mijn uitnodiging om hier op mijn blog in alle democratische openheid met mij in discussie te gaan over zijn dan wel mijn visie. Hij kijkt wel uit, de mainstream journalist weet inmiddels dat zijn argumenten te zwak zijn om tegen de feiten op te kunnen. De discussie gaat ook niet meer over de vraag of er sprake is van een ‘aftakeling van de democratie,’ want dat moeten de Makkianen door de ‘omstandigheden gedwongen, inmiddels toegeven, maar de discussie zal gaan over de oorzaken van die ‘aftakeling’ en over de centrale vraag of de onvrijheid van het kapitalisme en de vrijheid van de democratie uberhaupt kunnen samengaan. En juist op het serieus bespreken van dit onderwerp rust voor de mainstream journalisten het belangrijkste taboe. Deels omdat ze dan hun carriere kunnen afschrijven, deels omdat ze dan moeten erkennen dat hun werk een leugen is, en dat ze dus aan het verspreiden van een leugen hun aanzien te danken hebben. Rebecca Fisher:

Thus we see that the ideological hegemony based on the false belief in the notion of the inevitable and inviolable union between democracy and capitalism is increasingly difficult to manufacture, as social and ecological limits to capital accumulation are reached. Ultimately, the need to achieve hegemony – which includes both coercive and consensual mechanisms – is a sign of weakness, as it entails a reliance upon legitimating, masking, and enforcing an increasingly violent system. That capitalist propagandists must make appeals to democracy, which stands in contradiction to capitalism, shows their fundamental vulnerability. Only time will tell whether the ideological hegemony that protects capitalism will rehabilitate itself sufficiently in order to hide its contradictory relationship with democracy and (re)organise sufficient levels of popular consent to protect elite wealth and power from demands for greater social equality. Alternatively, this time, clamours for systemic change may assert themselves more effectively against the dominance of capital, and force open new directions that will overcome the hegemonic forces and the structural socio-economic and political structures of capitalism, both of which currently promote democracy while simultaneously, and forcefully, denying it.

En hoewel een Makkiaan als Geert Mak in zijn Reizen zonder John de terreur van de   elite in Washington blijft verdedigen met beweringen als zou de VS 'decennialang ordebewaker en politieagent' van de wereld zijn geweest, toch weten steeds meer burgers aan de hand van de feiten door deze misdadige propaganda heen te prikken. Kort samenvattend zou men bovendien kunnen stellen dat het voor de Makkianen een hele klus zal worden om het motto geloofwaardig te kunnen maken dat er ‘Geen Jorwerd zonder Brussel’ mogelijk is en dus dat het neoliberalisme in welke vorm dan ook de toekomst van de mensheid moet bepalen. Dit wil niet zeggen dat de dissidente visie zonder meer in kracht zal toenemen. Geenszins. Het enige dat wel kan worden voorspellen is dat er in deze overgangsperiode veel bloed zal vloeien, want de macht, welke macht dan ook, zal nooit vrijwillig haar macht inleveren.


Geert Mak: 'Geen Jorwerd zonder Brussel.' Met andere woorden: Geen Europa zonder Neoliberalisme. Geen miljonairs zonder Europese Centrale Bank



Geen opmerkingen: