woensdag 17 april 2013

Zionist Terror 124


Stan, is Willem van Genugten bekeerd? 

http://www.aiv-advies.nl/ContentSuite/upload/aiv/file/webversie_AIV%2083_NL.pdf

Corrie 

Nee, Corrie, de leden van de adviesraad hebben het 
werk gedaan.
stan 




ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN

De Adviesraad Internationale Vraagstukken is een adviesorgaan van de regering. Hij
brengt adviezen uit aan de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De Adviesraad kent vier permanente commissies voor de advisering op de beleidsterreinen
van mensenrechten, vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en Europese integratie.

No. 83, maart 2013

TUSSEN WOORD EN DAAD
PERSPECTIEVEN OP DUURZAME VREDE 
IN HET MIDDEN-OOSTEN

Leden Adviesraad Internationale Vraagstukken
Voorzitter  Mr. F. Korthals Altes
Vicevoorzitter   Prof.dr. W.J.M. van Genugten

Leden    Mw. prof.dr. J. Gupta
   Mw. dr. P.C. Plooij-van Gorsel
   Prof.dr. A. van Staden
   LGen b.d. M.L.M. Urlings
   Mw. mr. H.M. Verrijn Stuart
   Prof.dr.ir. J.J.C. Voorhoeve
Secretaris   Drs. T.D.J. Oostenbrink

Samenvatting en aanbevelingen
In overeenstemming met de strekking van de aanvraag van de Eerste Kamer, gaat de AIV
in dit advies primair in op de vraag hoe het vredesproces in het Midden-Oosten weer op
gang kan worden gebracht. De urgentie van beëindiging van het conflict tussen Israël en
de Palestijnen is groter dan ooit. Enerzijds worden de kansen op de uitvoering van een
tweestatenoplossing ernstig bedreigd door de voortdurende uitbreiding van Israëlische
nederzettingen in de buurt van Oost-Jeruzalem en elders op de Westelijke Jordaanoever;
dit naast de vele andere illegale Israëlische nederzettingen die er al vele jaren zijn.
Anderzijds is de situatie in de directe omgeving van Israël bijzonder instabiel en de
kans groot dat de Palestijnen (opnieuw) hun toevlucht zullen nemen tot geweld, met alle
schadelijke gevolgen van dien.
De AIV is van mening dat een tweestatenoplossing nog steeds de beste basis biedt voor
een vredesregeling tussen beide partijen. De optie van een binationale staat is vanuit
humanitair-idealistisch oogpunt wellicht aantrekkelijk, maar stuit op onoverkomelijke
principiële en praktische bezwaren. Het alternatief van een blijvende Israëlische bezetting
van de Palestijnse gebieden, gepaard gaande met repressie, beperkte bewegingsvrijheid
van de plaatselijke bevolking en ongelijke verdeling van de watervoorraad, zal nieuw geweld
aan Palestijnse kant uitlokken – de vraag is alleen wanneer. Bovendien houdt een dergelijk
scenario, met een welhaast onvermijdelijke (verdere) aantasting van de burgerrechten
van Palestijnen maar ook van dissidente Israëliërs, een gevaar in voor de democratische
rechtsorde in Israël zelf. Wel moet een tweestatenoplossing worden ingebed in afspraken
over gebiedsruil, de rechtmatige terugkeer van Palestijnen, voor zover zij dit wensen, naar
hun oorspronkelijke woonplaatsen in Israël en veiligheidswaarborgen.
Ofschoon de AIV beseft dat het verloop van het Israëlisch-Palestijnse conflict in
belangrijke mate wordt bepaald door politieke factoren (krachtsverhoudingen, politiek
leiderschap, definitie van nationale belangen alsmede de dynamiek van de binnenlandse
politiek in wisselwerking met externe interventies), is het belangrijk dat dit conflict wordt
getoetst aan het algemeen aanvaarde juridische kader en binnen dat kader tot een
goed einde wordt gebracht. Vandaar dat in het advies ruime aandacht is besteed aan
relevante internationaalrechtelijke aspecten, die onder meer voortvloeien uit het recht op
zelfbeschikking van volkeren, de rechten en plichten van een bezettende mogendheid en
de proportionaliteitsregel inzake het gebruik van geweld.
Referentiepunt voor de AIV in dit verband is de Advisory Opinion van het Internationaal
Gerechtshof (IGH) uit 2004. Weliswaar is de aanleiding van het advies in eerste aanleg
de vraag naar de rechtmatigheid van de bouw door Israël van de scheidingsmuur (voor
een groot deel op Palestijns gebied), maar het oordeel van het IGH strekt zich uit tot
nagenoeg de gehele juridische stand van zaken met betrekking tot het conflict. Het Hof
betrekt onder andere ook de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever in
zijn oordeelsvorming. Het komt tot de conclusie dat Israël zich met zijn bezettingspolitiek
schuldig maakt aan schendingen van het internationale recht. Deze betreffen onder
meer het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk, de bewegingsvrijheid van
alle inwoners in de bezette gebieden, het recht op werk, gezondheidszorg en onderwijs.
Verder leveren, naar de mening van het IGH, de muur en de nederzettingen schendingen
op van de Vierde Geneefse Conventie (inzake de bescherming van burgers in oorlogstijd)
en van desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad, omdat zij bijdragen aan het
veranderen van de demografische samenstelling van de bezette gebieden. Er kan geen
49
twijfel bestaan over de toepasselijkheid van de bewuste Conventie op deze gebieden.
Aangezien de AIV – zoals hieronder wordt aangegeven – een actieve opstelling van de EU
in het conflict van wezenlijke betekenis vindt, wijst hij ook op het belang van de bepaling in
de Associatieovereenkomsten (artikel 2), met zowel Israël als de Palestijnen, waarin wordt
gesproken over ‘het respect voor de mensenrechten en democratische beginselen’.
De AIV heeft zich ook gebogen over de gevolgen voor de vredeskansen van de hervormings-
bewegingen en omwentelingen die grote delen van de Arabische wereld al meer dan twee
jaar op haar grondvesten hebben doen schudden. Daarbij is hij tot de conclusie gekomen
dat de regionale ontwikkelingen, die complexe dwarsverbanden laten zien, tot nu toe
geen wezenlijke invloed hebben gehad op het Israëlisch-Palestijnse conflict, in positieve
noch in negatieve zin. Wel maken deze ontwikkelingen de urgentie van het vinden van
een oplossing nog groter gelet op de overheersende instabiliteit in de regio. Ook moet
er rekening mee worden gehouden dat in de toekomst de toegenomen invloed van de
Islamitische partijen zich zal vertalen in een meer uitgesproken steun voor de Palestijnse
zaak dan waarvan in het verleden sprake was. Dit zou de Palestijnen ertoe kunnen
aanzetten hun strijd voor een onafhankelijke staat met nog meer volharding voort te zetten
dan waarvan in het verleden al sprake was. Dit zou ook ten koste kunnen gaan van hun
bereidheid tot het sluiten van een compromis met Israël, indien niet op korte termijn
vredesinitiatieven worden genomen die voldoende inspelen op de Palestijnse aspiraties.
Aangezien de beide partijen om allerlei redenen waarschijnlijk moeilijk uit zichzelf de gang
naar de onderhandelingstafel kunnen maken, is actieve internationale bemiddeling en
uitoefening van druk van buiten hoogstwaarschijnlijk onontbeerlijk. In het recente verleden
was vooral de hoop op het Kwartet gevestigd om het vredesproces weer een kans van
slagen te geven. De AIV is echter van mening dat het Kwartet de oorspronkelijk gewekte
verwachtingen en ambities niet heeft kunnen waarmaken. De formele medebetrokkenheid
van de VN, EU en Rusland bij deze gelegenheidscombinatie, kon niet verhullen dat
elke bemiddelingspoging afhankelijk was van de inzet van de VS, die daarmee een
sleutelpositie innam.
Ondanks de relatieve vermindering van de Amerikaanse macht en de gepolariseerde
verhouding tussen Democraten en Republikeinen blijft de VS potentieel in de beste positie
om de relatie tussen Israël en de Palestijnen effectief te beïnvloeden. Of president Obama
in zijn tweede ambtstermijn bereid zal zijn het nog steeds aanzienlijke Amerikaanse
gewicht in de schaal te werpen en zo nodig mogelijke obstructie van de kant van Israël het
hoofd te bieden, is echter onzeker. Er zijn overwegingen die grond kunnen geven aan de
verwachting dat de VS zich actief met het conflict gaat bemoeien, zoals de Amerikaanse
geloofwaardigheid en reputatie in de islamitische wereld en het politieke krediet dat
president Obama kan verwerven met een geslaagde demonstratie van internationaal
staatsmanschap. Er zijn evenwel ook overwegingen die voedsel geven aan de gedachte
dat de VS op afstand van het conflict zal blijven, gezien de ernst van de Amerikaanse
begrotingssituatie, de kracht van de pro-Israëllobby en de prioriteiten van de VS elders in
de wereld.
De onzekerheid over de inzet van de VS in de komende tijd maakt het extra belangrijk
te kijken naar de mogelijke rol van de EU. De AIV meent dat de mogelijkheden van de
EU om het vredesproces weer nieuw leven in te blazen potentieel groter zijn dan vaak
wordt aangenomen. De Unie onderhoudt nauwe economische en andere banden met
Israël, terwijl de Palestijnen in financieel opzicht sterk van haar afhankelijk zijn. Zo
mogelijk moet de EU in haar ijveren naar vrede in het Midden-Oosten aansluiten bij
eventuele Amerikaanse inspanningen. Dat biedt de beste waarborgen voor hervatting
50
van de onderhandelingen. Maar blijven toereikende Amerikaanse inspanningen
uit (of dreigen ze een verkeerde kant op te gaan doordat onredelijke Israëlische
posities teveel worden ontzien), dan moet de EU er niet voor terugdeinzen haar eigen
verantwoordelijkheid als bemiddelaar te nemen. In deze rol moet zij, gezien haar ambitie
of pretentie een ‘normatieve macht’ te zijn, zoveel mogelijk varen op het kompas van
algemeen aanvaarde beginselen van internationaal recht (waaronder het humanitair
recht en de mensenrechtenverdragen). Voor een brede legitimering van internationale
vredesvoorstellen is het verder belangrijk dat ook landen uit de Arabische regio, zoals
Egypte en Jordanië, of Qatar, bij het bemiddelingsproces worden betrokken.
Het spreekt vanzelf dat de vredeskansen in het Midden-Oosten vooral worden bepaald
door de bereidheid van beide partijen de onderhandelingen te goeder trouw te hervatten.
Hiervan zal alleen sprake zijn indien Israëliërs en Palestijnen in meerderheid de overtuiging
hebben dat een vredesregeling op basis van een tweestatenformule uiteindelijk in het
belang van beide partijen is. Aan Palestijnse kant moet worden erkend dat de bezorgdheid
in Israël over de verzekering van zijn veiligheid, nu en in de toekomst, legitiem is. Van de
Palestijnen mag ruime medewerking worden verlangd om die bezorgdheid zoveel mogelijk
weg te nemen. Die medewerking kan onder andere bestaan uit doeltreffend optreden
tegen radicale Palestijnse groeperingen die op gewelddadige wijze strijden tegen de
aanwezigheid van Israël als staat van het Joodse volk in de Arabische wereld. Uiteraard
doet zich hier vooral een probleem voor met betrekking tot strijdgroepen in Gaza, welk
gebied buiten de feitelijke controle valt van de Palestijnse Autoriteit. Een verzoening
tussen Fatah en Hamas is daarom zeer gewenst. Contacten met Hamas mogen niet uit de
weg worden gegaan. Van Israëlische kant moet op korte termijn een radicale ommekeer
in het nederzettingenbeleid worden geëist. De praktijk van de vestiging van Israëlische
nederzettingen ver op Palestijns grondgebied staat immers op gespannen voet met de
ruimte die er nog is om een levensvatbare Palestijnse staat te stichten. Met het negeren
van herhaalde oproepen en waarschuwingen van de internationale gemeenschap om te
stoppen met de uitbreiding van de nederzettingen, roept de Israëlische regering sterke
twijfel op aan de ernst van haar verklaarde vredesintenties.
Indien Israël onverhoopt niet bereid blijkt een einde te maken aan de groeiende
kolonisering van de bezette gebieden, ontkomen verantwoordelijke actoren binnen de
internationale gemeenschap er niet aan op woorden van protest ook daden te laten
volgen. Met andere woorden, aan aanhoudende schendingen van het internationale
recht en bindende uitspraken van de Veiligheidsraad moeten in de geschetste situatie
consequenties worden verbonden. Voor de Europese Unie zou dat een beperking of
bevriezing van haar betrekkingen met Israël kunnen betekenen (in elk geval geen
opwaardering van de samenwerkingsrelatie) en, als uitvloeisel van internationale
juridische verplichtingen, het afkondigen van een verbod op importen van producten uit de
Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden.
Tot slot legt de AIV een aantal aanbevelingen voor die betrekking hebben op de mogelijke
bijdragen die Nederland, direct of indirect, kan leveren tot oplossing van het Israëlisch-
Palestijnse conflict c.q. verbetering van het politieke klimaat tussen beide partijen:
1. Nederland moet zich inspannen om de EU-lidstaten te doordringen van de noodzaak
om op korte termijn een gezamenlijk initiatief te nemen om de tweestatenoplossing
naderbij te brengen. Om een maximaal effect te bereiken dient dit initiatief zo mogelijk
tezamen met de VS te worden genomen. Zo nodig moet de EU echter haar eigen
verantwoordelijkheid nemen en zelfstandig proberen partijen bij elkaar te brengen.
Nederland moet aanvaarden dat ter wille van een zo groot mogelijke effectiviteit van het
51
Europese optreden het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, als grotere Europese
landen, daarbij een voortrekkersrol vervullen.
2.  Bij de concretisering van een Europees initiatief kan Nederland zich sterk maken voor
het voorstel tot het beleggen van een nieuwe (goed voorbereide) Midden-Oosten-
conferentie. Aan deze conferentie zouden logischerwijs niet alleen delegaties van
Israël en de Palestijnen dienen deel te nemen, maar ook vertegenwoordigers van
geïnteresseerde landen uit de regio. Doel van deze conferentie zou zijn het bereiken
van overeenstemming over de parameters (eindtermen) van een vredesregeling. Een
alternatief voor een conferentie zou een speciale zitting van de Veiligheidsraad kunnen
zijn die op verzoek van het VK en Frankrijk en met deelname van de conflictpartijen,
bijeen wordt geroepen. Beide Europese landen zouden namens de EU een
ontwerpresolutie kunnen indienen waarin de eindtermen zijn vervat.
3.  Indien bedoeld initiatief onvoldoende steun zou verwerven, kan Nederland overwegen
om naar het voorbeeld van Noorwegen in de eerste helft van de jaren negentig (vorige
eeuw) het voortouw te nemen, door zijn goede diensten aan te bieden om met als
uitgangspunt de internationale rechtsorde – al dan niet achter de schermen – partijen
in ons land weer aan tafel te brengen. Al naar gelang de behoeften en wensen van
partijen kan de Nederlandse rol zich hierbij beperken tot facilitator dan wel meer
gewicht krijgen in de richting van bemiddelaar.
4. Nederland zou zich hoe dan ook nuttig kunnen maken door vormen van second-track
diplomacy actief te bevorderen. Naast uitwisselingen tussen opinieleiders uit Israël en
de Palestijnse gebieden moet vooral een dialoog worden geïnstitutionaliseerd waarbij
vertegenwoordigers van (gematigde) maatschappelijke organisaties van beide partijen
kwesties van wederzijds belang bespreken in het perspectief van het zoeken naar
gezamenlijke oplossingen.
5. Naar de mening van de AIV moet de EU er veel strikter dan thans het geval is op
toezien dat Israël voor producten gemaakt in de nederzettingen geen voordeel behaalt
op basis van het Associatieverdrag tussen de EU en Israël. Daarnaast bepleit de AIV
dat Nederland zich ervoor inzet dat Nederlandse en Europese bedrijven actief worden
ontmoedigd om zaken te doen met Israëlische bedrijven die zijn gevestigd in de
nederzettingen.
6. In het kader van de gewenste capaciteitsontwikkeling en rechtsvorming in een nieuwe
staat Palestina moet Nederland zijn inspanningen opvoeren op het terrein van de
opleiding van politiepersoneel, rechters en bestuursambtenaren.
7. Evenzeer past bij Nederland een actievere rol op het gebied van ‘waterdiplomatie’.
In het licht van technische doorbraken die zijn bereikt met ontziltingstechnieken kan
Nederland met zijn ruime kennis van en ervaring met water ertoe bijdragen dat de
mogelijkheden van een groter wateraanbod (ook) ten goede komen aan de Palestijnen.
8. Tot slot moet Nederland er in algemene zin met gelijkgezinde landen op toezien dat
beide partijen hun verplichtingen op grond van het internationale recht nakomen en
dit zo nodig helpen effectueren. De historische banden en verbondenheid met Israël
mogen geen reden zijn Israël te ontzien op het punt van het schenden van rechtsregels.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Dank voor de info.

Er is iets wat ik niet begrijp.

Aan de ene kant stelt de tekst dat een oplossing moet passen binnen "het algemeen aanvaarde juridische kader". Aan de andere kant wordt er "gebiedsruil" voorgesteld. Betekent dit dat de Palestijnen een deel van bezet gebied kunnen krijgen als ze een ander deel afstaan? Hoe kan dit passen binnen "algemeen aanvaard juridisch kader"?
Ik denk dat voorstel betekent dat er onderhandeld moet worden hoever er van het internationaal recht zal worden afgeweken.

Fennie Stavast, Groningen

stan zei

als de palestijnen akkoord gaan met gebiedsruil kan dat binnen een algemeen aanvaard juridisch kader.

Anoniem zei

Dag Stan,

Ik ben een activist, geen jurist. Maar ik heb wel een aantal inleidingen over internationaal recht gevolgd. Ik heb het zo opgevat, dat een afwijking van internationaal recht ongeldig is, als de ene verdragspartij bezet is door een andere verdragspartij. Dus zelfs als "de" Palestijnen akkoord gaan, dan is het nog een afwijking van internationaal recht die "de internationale gemeenschap" (immers niet lijdend onder bezetting) niet zou moeten tolereren.
Zo heb ik het begrepen.

Ik snap ook wel dat macht regeert en niet het internationaal recht, maar ik wil graag precies weten wanneer internationaal recht geschonden wordt.

Fennie

stan zei

dat is een heel ingewikkelde zaak, waarvan ik het fijne niet weet. ik ga het verder uitzoeken.
groet
stan

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...