dinsdag 20 maart 2012

Theodor Holman Als Fascistische Humanist 4

Er is een wereld van verschil tussen een schrijver en een columnist. Tim Krabbé is een schrijver, Theodor Holman een columnist.  Krabbé schreef het fascinerende boek Wij zijn maar wij zijn niet geschift over de schietpartij van Columbine, waarbij twee Amerikaanse leerlingen twaalf mede-leerlingen en een leraar doodschoten om vervolgens zelfmoord te plegen. De schrijver stelt in het begin van het boek vast dat 'Columbine een aanslag [was] op de Amerikaanse Droom vanuit die droom zelf,' en daarmee afwijkt van alle andere 'grote schofferingen die Amerika zijn aangedaan.' Krabbé rechtvaardigt het schrijven van zijn boek met de opmerking dat een 'schrijver nu eenmaal schrijft over wat hem boeit... zonder vooropgezet inzicht.' Hij wil Columbine 'begrijpen,'  en voert op die manier de lezer moeiteloos mee de absurde wereld in van de twee moordenaars. 


De columnist Theodor Holman daarentegen wil niet 'begrijpen,' hij wil bewijzen dat de moordenaar Breivik zeker 'geen domoor' is en dat de 'islam verderfelijk [is].'  Hij begon te schrijven met een 'vooropgezet inzicht.'  Breivik 'boeit hem' niet.  Breivik is voor hem het middel om zijn al eerder ingenomen vooroordeel nog eens te herhalen, te weten dat de islam 'die ze allen aanhangen, een fascistische [ideologie is].' Holman is geen kunstenaar, maar een ideoloog, die de warrige doctrine van een moordenaar zo bewondert dat hij publiekelijk liet weten: 'Ik voel me verwant met Breivik.'   


                                                                                                                                         Maar wat stelt een ideologie voor die heeft geleid tot de moord op 69 burgers, de meesten van hen teenagers? Wat betekenen de woorden en zinnen in Breivik's zogeheten manifest van 1518 pagina's dat door Holman met rode oortjes is gelezen. Wat betekent een hele ideologie die heeft geleid tot massamoord? Hoe kan men zich 'verwant' voelen met al die gedachten waarvan de consequentie de gewelddadige dood van anderen betekende? Karl Kraus zei dat de taal de moeder van de gedachte is en niet haar dienstmeid. Waarom voelt Holman zich 'verwant' met de taal van Breivik, de taal die de moeder is van de gedachte? Ik vrees dat woorden voor Theodor Holman betekenisloos zijn. Hoe anders zou hij zich ermee 'verwant' kunnen voelen? De taal is voor hem slechts een middel om zijn rancunes in uit te drukken. Hij hoeft niet te moorden, daar heeft hij Breivik voor. Hij kan zich achter de massamoord verschuilen, hij gebruikt het bloedbad in een poging zijn eigen gelijk te bewijzen. En daarin verschillen zijn woorden, en zijn houding, fundamenteel van de taal en de houding van een schrijver


Inmiddels heeft Frits Barend @fbarend zich uitgesproken:


       'Theodor Holman, leuke discussie over waarde van de waarheid, is de waarheid heilig? nee.'

De waarheid is niet heilig. Niets is meer heilig. Het doel heiligt de middelen. Vandaar dat Barend ook zo'n fanatiek verdediger is van de zionistische terreur tegen de Palestijnse bevolking. Zodra hij ook maar enige kritiek hoort op de 'Joodse staat' spuwt hij vuur. Want de 'waarheid' van Israel is 'heilig' voor hem. Dat wel. Maar zodra er een hetze wordt gevoerd tegen islamieten dan is Frits Barend roomser dan de paus, joodser dan een zionist in 'het heilige land.'

In 2002 schreef ik voor het tijdschrift De Humanist:

'Opvallend is het aantal poseurs onder de columnisten. Pim Fortuyn, Leon de Winter, Sylvain Ephimenco, om er enkelen te noemen. Opvallend maar niet onverklaarbaar. De column is bij uitstek het wapen van de poseur in zijn strijd om erkenning. Hoewel ze in uiteenlopende gradaties en soorten voorkomen hebben de poseurs onder de columnisten één ding gemeen: na verloop van tijd gaan ze in hun eigen geconstrueerde waarheid geloven. Als vanzelf valt hij (of zij) automatisch terug op een pose. Z'n woorden zijn een schreeuw om aandacht. Hij wil behagen om bewonderd te worden. De opinie an sich interesseert hem niet, alleen het effect dat ze teweegbrengt. En omdat in een massamaatschappij gedachten niet de ultieme impact opleveren, zet hij sentimenten in: het simplistische vooroordeel tegen het complexe oordeel, de impuls tegen de bezinning, de verholen suggestie tegen de beargumenteerde gedachte. Hij is de man van de soundbite, zijn wereld is eendimensionaal, even overzichtelijk als een stripboek. De columnist is als een standup comedian, een hit en runfiguur, die met de snelheid van een tasjesdief te werk gaat. Daarbij moet hij als broodschrijver telkens weer een mening over van alles en nog wat ophoesten, hetgeen automatisch leidt tot een inflatie van meningen. Om dit te verdoezelen moet elke opinie de kracht van een donderslag krijgen. De minder bekwame columnist pompt zijn vruchteloze woorden op tot ze als reusachtige ballonnen boven hem zweven en met hem aan de haal gaan. Hij gebruikt de taal niet om inzicht te verschaffen maar om te heersen, om te straffen, om iemand in een hoek te dwingen en verbaal af te ranselen. Hij dicht de ander alle denkbare gruwelijkheden toe om zelf buiten schot te blijven. Hoe zwarter de ander wordt afgeschilderd des te onschuldiger lijkt hij. De column is voor hem een techniek, een foefje, een suikerspin van woorden; na vijf minuten is het op en weg, de consument met plakkerige handen achterlatend. Het lijkt allemaal echt, maar is het niet. De woorden zijn te hol, de begrippen potsierlijk, de zinnen drijven in een niet doorleefde werkelijkheid. In zijn hang een maximaal effect te bereiken, vervalt de poseur onder de columnisten onherroepelijk in pathetiek. Hij uit zich in steeds heftigere bewoordingen, zijn toon wordt geëxalteerd, zijn opinies grotesk. Meningen worden door hem uitgemolken en verder aangescherpt tot ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden. Een jaar voor zijn dood wees de auteur Frans Kellendonk me op een ander fenomeen: 'Het gruwelijke is: zodra je iets opschrijft, verhardt het. Het gevaar is dat je er dan ook in gaat geloven, dat de dingen zijn zoals je zegt dat ze zijn. Wat je moet behouden is een scepsis, een vrijheid, het gevoel van de ongrijpbaarheid van alles. Dat vereist een geweldige krachtsinspanning.' Maar juist aan die scepsis ontbreekt het de poseur onder de columnisten, zijn stukje zou het niet verdragen, het zou dan te duidelijk worden dat er wartaal staat, wat bij closereading al snel blijkt. De columnist en de schrijver leven in twee gescheiden werelden. Voor een auteur vormt de taal een moreel criterium, hij heeft niets anders. Hij weet dat, zoals de satiricus Karl Kraus schreef: 'Taal de moeder [is] van de gedachte, niet haar dienstmeid.' Die wetenschap ontgaat de hier genoemde columnisten. Voor hen zijn de woorden zelf inhoudsloos geworden, ze hebben slechts propagandistische waarde en kunnen derhalve als dodelijk gif werken.

Tekenend voor het tweede garnituur columnisten is dat ze niet in staat is om in 500 of 1000 woorden een gefundeerde gedachte te formuleren.'



Een perfecte beschrijving van Holman, al zeg ik het zelf. 


Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...