maandag 15 maart 2010

Israel als Schurkenstaat 41

CIDI-symposium vooral opmerkelijk door wat er allemaal niet was

Het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) heeft woensdag een symposium gehouden dat zich onderscheidde door wat er allemaal niet was. Dat waren vooral drie dingen: 1) een gemengd publiek - jong/oud en links/rechts, 2) sprekers van een wat linksere herkomst dan Israëlische Likud- of Nederlandse CDA/VVD signatuur, en 3) ook maar de geringste vermelding van enige kritiek op- of discussie over de politiek van Israël
Aanleiding voor het symposium was het afscheid van John Manheim, na 11 jaar voorzitterschap en 24 jaar lidmaatschap van het CIDI-bestuur, en zijn opvolging door Onno Hoes (foto), bekend door een mislukte gooi naar het voorzitterschap van de VVd en zijn huwelijk met tv-corifee Albert Verlinde. De bijeenkomst werd gehouden in het Vredespaleis in Den Haag, wat in oppositiekringen tot enig beroering had geleid. Het CIDI had namelijk destijds de uitspraak van het in het Vredespaleis gehuisveste Internationaal Hof van Justitie over de illegaliteit van de bouw van de Muur naast zich neer gelegd en het hof een Arabisch tribunaal genoemd.
Er was een op het eerste gezicht indrukwekkende lijst sprekers: minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin, de Israëlische minister van Atoomenergie Dan Meridor, de Canadese top-jurist en parlementariër Irwin Cotler, ex-NAVO-chef De Hoop Scheffer en de vroegere terrorisme bestrijder en onderkoning van Irak, Paul Bremer III. Een tweede blik op deze lijst onthuld echter dat van geen van deze sprekers iets anders kon worden verwacht dan een pro-Israëlisch perspectief, zoniet een apologetisch Israël-standpunt. Het ontbreken van zelfs maar voorzichtig meer kritische sprekers uit bijvoorbeeld linksere Israëlïsche kringen (om niet te spreken van up to date academici of Palestijnse, c.q. uit de regio afkomstige tegengeluiden) maakte dat het element spanning geheel ontbrak. Dat was iets wat ook door veel van de aanwezigen - eigenlijk iedereen die ik gesproken heb - zo werd gevoeld.

Het was al met al een wat wonderlijke ervaring, deze CIDI-happening. In het begin van de jaren 90 schreef ik eens, op basis van het feit dat ik zowel de oprichter Bob Levisson als directeur Ronny Naftaniël al heel lang heel goed kende, een portret van het CIDI voor het blaadje Hakehilla van de (orthodoxe) Joodse Gemeente. Het CIDI kwam er uit te voorschijn als een lobby-organisatie, maar een fatsoenlijke en 'slimme lobby' zoals de betreurde Maarten van Traa, destijds PvdA Kamerlid en buitenlandwoordvoerder, toen zei. Het CIDI, zo was de mening vrij algemeen, wist redelijk het midden te houden tussen Israëlische propaganda en de realiteiten (en werkelijkheidszin) van de Nederlandse politieke partijen. De waarheid werd niet al te erg geweld aangedaan, er werd veel aan dienstverlening (documentatie, het leveren van contacten en van sprekers) gedaan, discussie werd niet uit de weg gegaan. Met als gevolg dat er goede betrekkingen bestonden met bijna alle partijen (behalve, denk ik, met de SP, die toen nog klein was). Een 'polderlobby'' noemde ik het CIDI destijds.
Maar de sfeer van het symposium van afgelopen woensdag was allerminst die van een polderlobby. Veel bekende gezichten van de VVD (onder andere Weissglas en Van Baalen) in mindere mate kopstukken van het CDA, maar - wat totaal ontbrak waren vertegenwoordigers van de linkerzijde van het spectrum. Geen PvdA, Groen Links of SP, zelfs geen prominenten van D66 was er voor zover ik kon zien. En dan het publiek: overwegend 55 plus, zoniet 60 plus, op een groep jongeren na - de zogenoemde CIDI-jongeren of CiJo die er als het ware beroepshalve bij was. Onder dit grotendeels oude publiek waren Joden uit de 'upper class' sterk oververtegenwoordigd en ontbraken - merkwaardig genoeg voor een deel bestuurders van Joodse organisaties, met name jongere bestuurders waren geheel afwezig.
Als dat al niet aangaf dat de belangstelling voor het CIDI een wat eenzijdig karakter heeft gekregen in de afgelopen jaren, dan werd dat wel geïllustreerd door de sprekers.Onno Hoes, de nieuwe voorzitter, onderscheidde zich in zijn maidenspeech vooral door het etaleren van een dosis naïef enthousiasme, waarin hij liefde voor het heilige land etaleerde, vertelde dat hij zich pas anderhalf jaar geleden in de materie was gaan verdiepen en dat hem tijdens een bezoek aan Israël aan de hand van zijn voorganger Manheim duidelijk was geworden dat de mensen daar 'gewoon willen werken en leven en niets te maken willen hebben met oorlog'. Wellicht kan iemand hem een keer meenemen naar de andere kant van de Groene Lijn en hem wat bijpraten over de achterkant van de pagina's tekst die hij de afgelopen 1,5 jaar heeft doorgenomen. Het lijkt me dat hij nog veel te leren heeft.

Daarna sprak Ernst Hirsch Ballin over 'Het recht als barrière tegen de import van haat en geweld uit het Midden-Oosten'. In zijn speech, die een raakvlak had met de strijd tegen racisme en antisemitisme die het CIDI ook tot haar taken rekent, vermeed hij nadrukkelijk te praten over het Midden-Oosten. Het ging des temeer over de strijd tegen discriminatie, waarbij de minister vooral discriminatie van moslims op het oog had, 'vermeende buitenlanders', maar ook Joden en andere minderheidsgroepen als homo's. Hirsch Ballin onderstreepte dat er geen vrede kan bestaan in een maatschappij die een groot deel van de burgers als onrechtvaardig beschouwen en zei dat 'recht en vrijheid niet los verkrijgbaar zijn' in wat wel een nauw verholen waarschuwing aan het adres van Wilders c.s. leek te zijn. De minister zei dat wordt gewerkt aan een verbetering van het aangiftebeleid inzake discriminatie (veel slachtoffers melden zich niet uit vrees, of omdat ze beschaamd zijn en de ervaring liever snel willen vergeten). Onder meer wil justitie de aangiftebereidheid verhogen door betere voorlichting en ook door de politie in dat opzicht beter voor te bereiden.

Na Hirsch Ballin was het woord aan de Israëlische minister van Atoomenergie Dan Meridor over 'The Nuclear Threat of Iran' . En daar was meteen de toon van het symposium mee gezet, want eigenlijk gingen alle verhalen die vervolgens kwamen over 'Iran, Iran, en daarna Iran' (zoals Jaap Hamburger van EAJG die er ook was, zei). Meridor hield een historisch verhaal over hoe de dreigingen in het gebied rond Israël zich verplaatsen van het slagveld naar de bedreiging van bevolkingen. Dat zou te zien zijn aan de Qassams die op Israël neerdaalden en de poging van Irak van destijds 'to go nuclear' waar Israël in 1981 korte metten mee had gemaakt. Na Irak was het de beurt aan Libië, maar dat had zich door de VS en Engeland laten overhalen af te zien van de bom. Syrië volgde, maar daarover was 'onlangs door buitenlandse media gemeld dat Israël en een reactor in aanbouw heeft uitgeschakeld', wist Meridor. En tenslotte was dan nu de beurt aan Iran. Meridor ging er, zoals het grootste deel van het Israëlische politieke establishment, vanuit dat de Iraanse ambitie om een atoombom te maken een feit is (ook al is het IAEA en de internationale inlichtingengemeenschap daar nog niet zo zeker van). Zo'n bom zou het machtsevenwicht omver werpen plus het regime van het Non Proliferatie Verdrag (NPV), zei Meridor, omdat dan ook Saudi-Arabië en Egypte en misschien nog wel meer landen in de regio de bom ook zouden willen.
Het was geen slecht verhaal (Meridor is een intelligent politicus, een voorbeeld van 'denkend rechts' in de Israëlische politiek), maar wat in zijn verhaal op schrijnende wijze ontbrak, was het feit dat het 1) vooral Israël is dat het zwaartepunt van zijn
deterrence van het slagveld naar de bevolkingen heeft verplaatst (Libanon 2006, Gaza 2009 om slechts twee voorbeelden te noemen) en dat 2) Israël niet alleen de bom al heeft maar het NPV niet eens heeft ondertekend (en Iran wel).

Na Meridor kwam Irwin Cotler, mensenrechtenspecialist, internationaal jurist van naam, docent in Yale en Harvard, praten over 'The International Pursuit of Justice and Peace'. Cotler bleek een goed spreker, die een gepassioneerd verhaal hield over de grote vorderingen op het gebied van het internationaal recht van de afgelopen 20 jaar, het belang van de VN en de onlosmakelijke verbondenheid van recht en vrede. Maar vervolgens barstte hij los in een - het moet gezegd, goed onderbouwd - verhaal over de vele inbreuken van het recht die Iran pleegt: 1) Iran reageert niet op VN-resoluties over het verwerken van uranium, 2) het zou haat zaaien wat juridisch op één lijn staat met een oproep tot genocide (Ahmadinejad heeft gezegd dat Israël geen bestaansrecht heeft); 3) het heeft een minister van Defensie, Ahmed Wahidi, die door Interpol wordt gezocht wegens zijn aandeel in een bomaanslag in Argentinië op een Joods centrum); 4) het vervolgt zijn eigen bevolking. Hij gaf voorbeelden hoe genocide historisch meestal start met 'aanzetten tot haat', zoals in Rwanda of voormalig Joegoslavië. En hij vertelde dat bij de naoorlogse Neurenberger processen al was gesteld dat - 'de Holocaust niet startte in de gaskamers maar met woorden'. (Conclusie: bij haatzaaien is actie geboden).
Vervolgens deed Cotler een aanval op de cultuur van 'impunity', waarin bijvoorbeeld aangeklaagden voor het Internationaal Strafhof niet worden uitgeleverd, en pleitte hij voor sancties. Hij suggereerde sancties die de Iraanse Revolutionaire Wachters zouden treffen, die tegenwoordig oppermachtig zijn in Iran, en een groot deel van handel, banken en de oliesector controleren.
Cotler hield een boeiend en goed verhaal, maar wat in zijn verhaal over mensenrechten op verbijsterende wijze ontbrak, was de vraag hoe Israël en de mensenrechten zich tot elkaar verhouden en hoe het - als we het over ímpunity' hebben - zit met het Goldstone- rapport. Gelukkig kreeg de professor daarover een vraag uit het publiek. Maar hij maakte zich eraf door te zeggen dat de VN-mensenrechtencommissie niet deugt en met verkeerde bedoelingen om het Goldstone-onderzoek had gevraagd. (In zijn rede had hij al wat opmerkingen gemaakt over de 'biased' opstelling van VN-instellingen ten opzichte van Israël). Ik moet zeggen dat ik toch iedere keer weer verbaasd ben over de opzichtige lenigheid waarmee erudiete Israël-apologeten van het kaliber van Cotler (denk ook aan Dershowitz) zich steeds onder dit onderwerp weten uit te wringen. Gelukkig hadden velen in het CIDI-publiek hem op dit punt wel door, geloof ik).

Na Cotler was de beurt aan Jaap de Hoop Scheffer, wiens verhaal als gewoonlijk zo ongelofelijk saai en inhoudsloos was dat ik het niet op kon brengen er een woord van te noteren. Wat ik ervan begreep is dat hij zich, als NAVO secretaris generaal (SG, zei hij steeds) veel met het Midden-Oosten heeft beziggehouden. Hij had de samenwerking met Israël vergroot, maar helaas had een land - hij noemde het niet, maar het was natuurlijk Turkije - laatst roet in het eten gegooid doordat het na de Gaza-invasie niet meer met de Israëli's samen wilde oefenen. Ook had hij de kleinere Golfstaatjes meer bij de NAVO betrokken (alsof er niet al lang Amerikaanse bases waren in de VAE, Qatar en als ik me niet vergis, Bahrein). En ja, ook JdHS hamerde op het gevaar van Iran. Hij brak een lans om meer troepen naar de regio te sturen om Iran te laten zien dat het menens is.

Hekkensluiter (althans voor CIDI-directeur Naftaniël wiens speech ik niet kon afwachten), was de voormalige hoogste vertegenwoordiger van Bush in Irak, Paul Bremer III. Hij stal de show met het spreken van enkele zinnen niet al te slecht Nederlands, die hij zich eigen had gemaakt toen hij hier 24 jaar geleden ambassadeur was. Bremer, die Irak flink in chaos en ellende heeft gestort (lees bijvoorbeeld het interview dat ik destijds had met de Iraakse politicoloog Issam Khafaji, (hier)) is onder Bush ook terrorisme-bestrijder geweest In een van dik-hout-zaagt-men-planken verhaal waarschuwde hij voor de grootste bedreiging voor de vrede in het Midden-Oosten die - u raad het al - natuurlijk niet het Israëlisch-Palestijnse probleem is, maar de radicale Islam. De islamitische radicalen pleegden hun aanslagen onder meer omdat zij de oorlog hebben verkalard aan de democratie. Zo was er geen democratie in Iran (de presidentsverkiezingen van juni verliepen inderdaad niet netjes). Andere voorbeelden waren de Moslim Broeders in Egypte die democratie zouden haten (wat niet waar is), net zoals de extremisten van Hamas (evenmin waar) en Hezbollah (alweer mis) en Al-Qaida (en dat klopte als enige s wèl). Tijdens zijn verhaal bleek zijn grote deskundigheid trouwens onder meer uit het feit dat hij de naam Ahmadinejad consequent uitsprak als Ahmanijedad en dat hij het had over de Palestijnse president Abu Abbas, terwijl die zoals wij allen weten Mahmoud Abbas heet, of ook wel Abu Mazen. Daarmee heb ik, lijkt me, genoeg gezegd over P. Bremer III.

Een extraatje dat daarna kwam was een soort geregisseerde discussie tussen de Israëlische generaal b.d Danny Rothschild, ex-militaire inlichtingendienst, ex-adviseur van de militaire coördinator van de Westoever en tegenwoordig lid van een denk tank, en de veiligheidsspecialist Rob de Wijk. De Wijk sprak wat moeizaam Engels en had het misschien ook niet al te goed voorbereid, zodat Rothschild op punten won. Hij bracht ons twee wetenswaardige dingen bij. Ten eerste het feit dat Israël het begrip 'deterrence' niet alleen baseert op de hoeveelheid tanks, vliegtuigen, vuurkracht etc., maar ook en vooral op de bereidheid die militaire kracht ook te gebruiken (dat is waarom de Israëli's de militaire doctrine hebben dat ze alleen op zichzelf vertrouwen, zei hij). En ten tweede dat Israël zich helemaal geen zorgen hoeft te maken om Hamas. Als oud-lid van de delegatie naar de vredesbesprekingen had hij binnenskamers van Saeb Erakat en Abu Ala'a gehoord dat Hamas - als er een akkoord wordt gesloten - de keus uit twee dingen heeft: zich aansluiten bij dat akkoord of anders op het dak gaan zitten.

Waarschijnlijk is die informatie waar. Daarmee waren Rothschilds mededelingen eigenlijk de enige twee nieuwe feiten die ik op dit symposium heb gehoord. Een weinig informatief of spannend symposium van een lobby die de afgelopen jaren van Tweede Intifada, de herbezetting van de Westoever, de Muur, en de invallen in Gaza, Libanon en weer Gaza een forse ruk naar rechts heeft gemaakt. Dat blijkt uit de publicaties, de keuze van medewerkers (Kortenoeven!) en nu dus ook weer uit de selectie van de sprekers op dit symposium. Hoe dat zo gekomen is, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk is het druk van de omstandigheden, mogelijk externe druk van Israël op Naftaniël en zijn mensen. Wie zal het zeggen. Maar waar het toe heeft geleid was wel pijnlijk zichtbaar bij dit symposium. Het CIDI is beslist geen polderlobby meer, de gunst van een breder publiek is het kwijt. Als straks over een jaar of twee, drie de drijvende kracht achter het CIDI, directeur Ronny Naftaniël, met pensioen gaat, zal de lobby een harde dobber hebben om überhaupt te overleven als een instelling met nog een beetje een eigen gezicht. En dat was - nadat ik al een paar jaar geen contact meer met het CIDI had gehad - voor mij de èchte les van dit symposium.

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...