woensdag 10 maart 2010

Israel als Schurkenstaat 27


De NRC-opiniepagina:


I
sraël. Joodse en christelijke critici zouden er goed aan doen zich op hun houding te bezinnen

Weerleg kritiek op Israël eens zakelijk


De Protestantse Kerk in Nederland levert redelijke kritiek op Israël. Waarom wordt daar ook niet redelijk op gereageerd, vraagt zich af.

JAN DIRK SNEL

Op 18 februari 2010 overhandigde de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een brief aan de ambassadeur van Israël waarin ze aandacht vroeg voor „het lot van het Palestijnse volk”. Concreet kwam de oproep neer op drie punten: 1. herziening van het traject van de afscheidingsbarrière die nu voor een groot deel op Palestijns eigendom staat, 2. erkenning van het internationaal recht inzake de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en 3. beëindiging van restrictief beleid inzake het bouwen door Palestijnen en het stoppen met gedwongen onteigening en het vernietigen van woningen.

De aanleiding voor het schrijven vormde het zogenoemde Kairos-document dat een groep Palestijnse theologen, gesteund door een keur aan kerkleiders, op 11 december 2009 in Betlehem presenteerde onder de titel Uur van de waarheid - Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden. In een aanbeveling merkte bisschop Desmond Tutu op dat de verhandeling „vervuld van genade” is, waar ze „vol toorn” had kunnen zijn. Het stuk noemt de bezetting een kwaad dat de waardigheid van zowel Palestijnen als Israëliërs aantast. Nadrukkelijk beperkt het zich tot een oproep tot geweldloos verzet. Het oppert de mogelijkheid van burgerlijke ongehoorzaamheid, desinvestering en „een economische en commerciële boycot van alles wat door de bezetting wordt geproduceerd”.

Ondanks de vredelievende toon werd het Kairos-document door een stortvloed aan verdachtmakingen begroet. Hetzelfde gebeurt nu met de PKN-brief, die de Palestijnse oproep niet eens in alle opzichten volgt en zich beperkt tot enkele aandachtspunten. Wat in beide gevallen opvalt, is dat de kritiek niet zakelijk wordt weerlegd, maar dat vooral afleidingsmanoeuvres worden uitgevoerd.

Een absoluut dieptepunt werd bereikt in een schrijven aan de PKN van het Simon Wiesenthal Center te Los Angeles, naar eigen zeggen een mensenrechtenorganisatie. Met geen woord gaan de ondertekenaars, de rabbijnen Abraham Cooper en Yitzchok Adlerstein, in op de kritiekpunten, maar wel vallen ze de PKN fel aan. Het dagblad Trouw typeerde het Amerikaanse schrijven als een oproep aan Nederlandse Joden om elk gesprek met de PKN te boycotten. „Er is eenvoudigweg geen mogelijkheid en ruimte voor een dialoog met hen die doof zijn voor de veiligheid, de centrale overtuigingen en het diepgewortelde streven van het Joodse volk”, betoogt het duo tegen beter weten in. Voor de meest grove leugens deinzen Cooper en Adlerstein niet terug. „Kairos is niets anders dan een frontale aanval op de legitimiteit, levensvatbaarheid en het bestaan van de staat Israël”, beweren ze. Iedereen die het stuk leest, zal zien dat Israël gewoon als werkelijkheid aanvaard wordt. „Kairos rechtvaardigt zelfmoordaanslagen en terrorisme”, durven ze ook nog te stellen. In het document zal men daar geen spoor van vinden. Daarbij verwijst de PKN-brief alleen maar naar het Kairos-document als een „roep om recht en vrede”, zonder verder de inhoud over te nemen. Zonder onderbouwing verwijt de mensenrechtenorganisatie de PKN haar „morele kompas” kwijtgeraakt te zijn. Juist daarom verdient de morele ontsporing van het Simon Wiesenthal Center – dat uiteraard Anne Frank erbij sleept – in de meest krachtige bewoordingen aan de kaak gesteld te worden. Met deze lieden is inderdaad geen redelijk gesprek mogelijk.

Eerdere reacties draaiden even opzichtig om de concrete kritiek heen. De Israëlische ambassadeur meende dat de PKN „alle schuld” bij Israël legt, maar dat is niet waar. Hij wijst op „het recente besluit van de Israëlische regering tot een gedeeltelijk moratorium op uitbreiding van de nederzettingen voor een periode van tien maanden”, maar vergeet dat alle nederzettingen volgens internationaal recht illegaal zijn. Het Centraal Joods Overleg (CJO) – waarin onder meer drie joodse kerkgenootschappen vertegenwoordigd zijn – valt bij monde van Ronny Naftaniel en Ruben Vis al over de term „afscheidingsbarrière”, hoewel je toch moeilijk kunt betogen dat de muur tussen Israël en de Westoever een verbindingsbrug vormt. Men wijst erop dat het hek de veiligheid van Israëliërs garandeert, maar dat is het punt niet: de kerk vraagt alleen maar om de barrière naar eigen Israëlisch gebied te verplaatsen. Het CJO bestrijdt dat het advies van het Internationale Hof van Justitie dat de muur illegaal acht, bindend zou zijn, maar dat is een sofisme: als iets illegaal is, is het dat ook al zonder rechterlijke uitspraak. Wie iets steelt, is ook al crimineel bezig voor de rechter dat vastgesteld heeft. Ook het CJO probeert de aandacht af te leiden door op allerlei andere zinnige zaken te wijzen, zoals het lot van christenen in Irak maar vergeet de PKN-brief zakelijk te weerleggen.

Zo is het eigenlijk met alle kritiek. Christenen voor Israël, een organisatie die op grond van een politieke theologie de meest extreme vormen van zionisme ondersteunt, rept van „verbijstering”, de Israëlische ambassadeur is „verbouwereerd”, het zogenoemde Israëlberaad van een viertal organisaties in de PKN heeft het over „teleurstelling”, maar van zakelijk ingaan op de bezorgdheid is geen sprake. De laatste club betoogt nog zwakjes dat verplaatsing van de veiligheidsbarrière een grote groep Joodse inwoners in de bezette gebieden „onbeschermd” zou laten, maar laat de vraag wat die lui daar dan doen, onbesproken.

Zowel de joodse als de christelijke critici zouden er goed aan doen zich op hun houding te bezinnen. Beide groepen mag men vragen óf de kritiek zakelijk te onderbouwen óf de onbezonnen grote woorden terug te nemen. Zonder waarheid krijgt gerechtigheid geen kans.

Aldus de journalist en historicus Jan Dirk Snel. Het probleem is alleen dat de kritiek op Israel niet zakelijk weerlegt kan worden, aangezien er geen rationele argumenten daarvoor zijn.

1 opmerking:

Anoniem zei

Goh, die Shell, toch maar overstag gegaan.

In Trouw 10 maart 2010


Shell levert geen benzine meer aan Iran
(Novum/Dow Jones) - Royal Dutch Shell PLC verkoopt niet langer benzine aan Iran en voegt zich daarmee bij andere oliemaatschappijen, die ook al de levering stillegden in het kader van sancties tegen de Islamitische Republiek.



"Shell verkoopt momenteel geen benzine aan Iran," aldus een woordvoerder van het bedrijf.

Gevreesd wordt dat het land bezig is met de ontwikkeling van een atoomwapen.

anzi