woensdag 6 mei 2009

Terreur 13


Een week na 'de aanslag' op het koninklijke huis beginnen de eerste pogingen te komen tot een serieuze verklaring van deze zelfmoordaanslag van een 'blanke autochtone' Nederlander. De eerste reflex was de zaak snel af te doen met de kwalificatie dat we hier te maken hadden met 'een gek' en 'een eenling'. Maar vandaag staat een ingezonden artikel in de Volkskrant: 'Van Karst T. zijn er vele honderden. De kans op psychische problemen en zelfdoding is onder werklozen twee keer zo groot als onder niet-werklozen, schrijft Rifka Weehuizen. Karst T. was wanhopig.' Weehuizen, onderzoekster aan de Universiteit van Maastricht op het gebied van economie en psychologie, stelt dat in westerse landen als Nederland 'werk een van de belangrijkste bronnen van sociale relaties, identiteit en zingeving [is]. Verlies van werk en inkomen is dan een sociale en psychologische ramp. Onderzoek laat ook zien dat het verlies van identiteit- en betekenisgenererende zaken ook kan leiden tot woede, agressie, een gevoel van slachtofferschap en wraak, en verlies van zelfbeheersing.' Dat geldt overigens niet alleen voor mannen maar ook voor vrouwen, zeker wanneer ook nog eens een relatie is stukgelopen, en ze in de steek is gelaten.

Ik stel dit met enige nadruk omdat ik voorafgaand aan 'de aanslag' bezig was met het analyseren van de houding van Heleen Mees, 'zelfstandig ondernemer' in New York, PVDA-lid en NRC-columniste, die zichzelf definieert als 'power feministe', en ik overeenkomsten zie in haar gedrag en de houding van Karst T. Beiden raakten getraumatiseerd door een breuk, beiden wensten de wereld naar hun hand zetten, de een deed dat met geweld, de ander doet dat via een neoliberale ideologie. Ik bedoel het volgende: tegenover Trouw verklaarde Mees dat ze in 2002 'ik mijn baan in New York [was] kwijtgeraakt, toen mijn geliefde en ten slotte ook nog mijn huis. Mijn annus horribilis. Er kwam niets meer uit mijn handen, het enige wat ik deed was huilen. Het kostte me best veel tijd om mijn leven daarna weer op te bouwen. Op een dag schreef ik het verhaal dat een doorbraak voor mij zou betekenen (’Vrouwen zouden nu eindelijk écht eens aan het werk moeten gaan’, gepubliceerd op de opiniepagina van NRC Handelsblad, 2006, AV) en vanaf dat moment is alles beter gegaan. Dat ik nu van die gemene stukken kan schrijven, heb ik aan die periode te danken. Het is geen boosheid, geen wraak – ik strijd niet voor de vrouwenzaak omdat mijn geliefde bij me weg is gegaan – maar het is wel zo dat het helpt als je bepaalde dingen ook werkelijk hebt gevoeld, doorleefd. Ik wist het toen ik mijn verhaal schreef: dit zal mijn leven veranderen. Ieder woord viel op zijn plaats. Ik wás al geëngageerd, ik wás al gedreven. Ik had alleen nog een cause nodig.’

Mees mag dan wel ontkennen dat ze niet uit 'wraak' handelt, toch wringt er iets: ‘Laatst was ik met een vriendin naar Brussel. Ze heeft twee leuke kinderen, een Porsche, een mooi huis, een goede baan, een werkende man, een stralende lach, lange blonde haren en alle vrijheid van de wereld. Ik weet niet precies waar ik jaloers op ben, misschien is het zelfs geen jaloezie, maar ik probeer me wel eens voor te stellen hoe mijn leven was verlopen als mijn geliefde me niet had verlaten. Toen het mij zakelijk tegenzat in Amerika, heeft hij voorgesteld om terug te komen naar Nederland. Heb ik niet gedaan. Spijt? Nee, hoor. Dan had ik nu misschien met zijn kind op een of andere vinexlocatie gewoond. Was ik dan gelukkig geweest? Ik weet het niet. Ik ben nog steeds niet helemaal over die breuk heen. Hij is toch de man die bij mij de luiken heeft opengezet. Hij reikte me ideeën aan, hij bracht me op andere gedachten. Hij was ook degene die dacht dat ik in New York goed zou gedijen. Dát heeft hij in ieder geval wel goed gezien. Soms denk ik: hoe kan hij nou niet meer van mij houden? In die vraag ligt het antwoord eigenlijk al besloten: natuurlijk houdt hij nog van mij.’ Zelf constateert Mees dat ze zes jaar na dato 'nog steeds niet helemaal helemaal over die breuk heen' is, ik zou zelfs zeggen: 'helemaal niet', gezien het feit dat ze zich momenteel inbeeldt: 'natuurlijk houdt hij nog van mij.' Ze leeft in een waan, en de wereld zal daarvoor een prijs moeten betalen. Nu ze zelf geen levenspartner meer heeft en geen kinderen, terwijl ze volgens eigen zeggen 'Het liefst zou trouwen en kinderen krijgen' is haar boodschap aan alle andere vrouwen die wel een levenspartner en kinderen hebben dat ‘feminisme een opdracht aan iedere vrouw is’, met andere woorden: de vrouw moet ‘eindelijk eens echt aan het werk gaan’, dat wil zeggen: ga full-time werken en hou op met 'borstvoeding' en de opvoeding van kinderen, want dat is een inferieure bezigheid! En zo dwingt de moderniteit haar tot een schizofrene levenshouding. Er is niet 1 Heleen Mees, er zijn er twee, die permanent met elkaar overhoop liggen.’Ik ben waar ik wil zijn en wat ik wil zijn. Nu nog met wie!’, verklaarde ze tegenover het glossy Mind Magazine. Bij een jeugdfoto is haar commentaar: 'Je ziet het niet, maar hier heb ik, middelbare scholier inmiddels, een pastelkleurig truitje aan. En toch was ik beslist geen kakker!' Hengelo, jaren tachtig. New York, ruim 20 jaar later, en nog steeds is ze bezig met haar uiterlijk, haar voorkomen, haar imago, haar identiteit, haar status. Onzekerheid. Iemand die zichzelf nog steeds niet heeft gevonden. Iemand die zichzelf de hele tijd ziet door de ogen van een ander, door de ogen vooral ook van een man. En toch -- of beter nog: juist daarom -- wil ze de anderen vertellen hoe te leven. Als ik het niet heb, zullen anderen het ook niet hebben. Haar motieven worden door egocentrisme bepaald: ‘Ik ging – weliswaar op aanraden van een ander – naar Amerika en ben daar, ook toen het tegenzat, gebleven omdat ik ergens zeker wist dat ik het dáár moest vinden. Dat is wat mij gaande houdt: waar kan ik nog dingen vinden? Voor mezelf, ja, niet per se om de mensheid verder te helpen.’

Niet in staat hun eigen wereld te beheersen, willen dit soort mensen de wereld van anderen beheersen. 'Fulltime feministe Heleen Mees: ''DEELTIJDVROUWEN ZITTEN MIJ IN DE WEG''.' Het gaat hier om macht, macht uitoefenen over de ander. Gestoorde mannen zullen sneller naar geweld grijpen dan gestoorde vrouwen, maar dat is alleen een kwestie van uiterlijke vorm, beiden putten uit dezelfde bron van ressentimenten en rancune. Centraal bij beiden staat het onvermogen te leven, het onvermogen om een traumatische breuk of gebeurtenis te verwerken. Hoeveel mensen zijn er niet die de politiek ingaan om hun eigen frustraties bot te vieren, om macht over anderen te kunnen uitoefenen? Mensen die zich diep in hun hart slachtoffer voelen van de wereld, die uit opportunisme hun naam en persoonlijkheid veranderen. Het slachtofferisme is de ziekte van onze tijd. Weehuizen schrijft: 'Als men zich slachtoffer voelt van zoiets abstracts als de economie of de maatschappij, zijn er sterke gevoelens die ergens op gericht moeten worden. Het Koninklijk Huis is een symbool, niet alleen van de Nederlandse maatschappij, maar ook van een groep van mensen die rijk, mooi, geliefd en gelukkig lijken, die alles lijken te hebben dat de dader blijkbaar niet had. Dit symbool kan zich lenen als object van gevoelens van wanhoop, woede en wraak.'

Ook het gezin kan een symbool van succes zijn, van identiteit en status. ‘Laatst was ik met een vriendin naar Brussel. Ze heeft twee leuke kinderen, een Porsche, een mooi huis, een goede baan, een werkende man, een stralende lach, lange blonde haren en alle vrijheid van de wereld. Ik weet niet precies waar ik jaloers op ben, misschien is het zelfs geen jaloezie, maar ik probeer me wel eens voor te stellen hoe mijn leven was verlopen als mijn geliefde me niet had verlaten... Het is geen boosheid, geen wraak – ik strijd niet voor de vrouwenzaak omdat mijn geliefde bij me weg is gegaan – maar het is wel zo dat het helpt als je bepaalde dingen ook werkelijk hebt gevoeld, doorleefd. Ik wist het toen ik mijn verhaal schreef: dit zal mijn leven veranderen. Ieder woord viel op zijn plaats. Ik wás al geëngageerd, ik wás al gedreven. Ik had alleen nog een cause nodig... Soms denk ik: hoe kan hij nou niet meer van mij houden? In die vraag ligt het antwoord eigenlijk al besloten: natuurlijk houdt hij nog van mij... Het liefst zou ik trouwen en kinderen krijgen.'

Wanhoop. 'De wereld van de mens is de wereld van de betekenis. Deze gedoogt de dubbelzinnigheid, de tegenstrijdigheid, de waanzin of de verwarring, maar niet een gebrek aan betekenis. Zelfs de stilte is bevolkt met tekens.' Octavio Paz.

Rifka Weehuizen concludeert ten slotte: 'Er is nog veel onduidelijk over Karst T., maar blijkbaar was hij niet een duidelijke zonderling, en waren er geen geestelijke gezondheidsproblemen bekend. Dat betekent niet dat hij ze niet had, maar eerder dat hij niet wist wat ermee te doen, en dat ze niet zijn opgemerkt door anderen.'

Tegenover Trouw zei Heleen Mees over haar middelbare schooltijd: ‘Ik was erg in mezelf gekeerd. Toen ik een jaar of vijftien was, zei een jongen tegen mij dat ik een weirdo was. Ik wist niet precies wat het woord betekende, maar ik had toch het idee dat hij gelijk had.’

1 opmerking:

Sonja zei

"Dit symbool kan zich lenen als object van gevoelens van wanhoop, woede en wraak."
Inderdaad (zoals ik hier eerder al op doelde): er is een leegte ontstaan, een gemis. En de mens (alsook de hele natuur) niet met leegtes kan leven moet deze snel opgevuld worden. Wanneer hetgene dat gemist wordt niet voor handen is, grijpt men naar een symbool van dat gemis. Dat symbool wordt ook wel fetisj genoemd, en kan natuurlijk ook een object zijn voor liefde en lust.