zaterdag 28 februari 2009

Jan Marijnissen van de SP 5

Jan Marijnissen,

Wat lees ik nu toch allemaal? Je schrijft in de NRC van vandaag dit: 'Politici zijn om twee redenen ten zeerste verbonden met de journalistiek. Ze hebben de journalistiek nodig om via de verslaggever de burger kond te doen van hun opvattingen. En ze zijn afhankelijk van goede journalistiek als intermediair tussen de samenleving en henzelf. Macht leidt to machtsmisbruik en slecht bestuur als er geen sprake is van een effectieve controle en verantwoording.'

Ik geloof het allemaal direct, het zijn open deuren. Zonder journalisten zouden de politici hun meningen niet kunnen verspreiden, dat is absoluut waar, en natuurlijk leidt macht tot machtsmisbruik zonder een 'onafhankelijke' pers. Maar Jan, het is jou kennelijk niet opgevallen, maar we zitten midden in een geweldige crisis, een financiele en economische crisis. En dat allemaal ondanks, of misschien wel juist mede dankzij 'de journalistiek'. Veel mensen weten dat ze door politici worden belogen en bedrogen en geloven niet echt meer in de 'politiek'. En ook westerse journalisten verliezen steeds meer aan geloofwaardigheid. Neem dat nu maar van mij aan, ik ben al meer dan vier decennia journalist. De journalistiek bewaakt de macht niet, maar staat al langh in dienst van de macht. Ik zal je een tamelijk recent voorbeeld geven.

Dit schreef ik op acht oktober vorig jaar:

'Gisteren legde Egbert Kalse, economisch redacteur van nrc.next, de financiele crisis als volgt uit voor de leek: 'Jij vraagt je natuurlijk af waarom jouw bank in Nederland in hemelsnaam in Amerikaanse hypotheken gaat beleggen? Dat komt omdat ze dachten daar meer geld mee te kunnen verdienen dan met andere beleggingen. Iedereen (dan bedoel ik voor de verandering maar weer eens echt iedereen) dacht dat de huizenprijzen in Amerika altijd zouden blijven stijgen. Dom natuurlijk, maar zo was het wel. En omdat iedereen dat dacht, dacht ook iedereen dat het wel veilig was daarin te beleggen. Niet dus.'
Met andere woorden: een foutje van iedereen, de bankiers, de politici en de overgrote meerderheid van de journalisten die al jaren het gespeculeer met geld dat er niet is hebben toegejuicht zodra er op de beurs weer een record werd gebroken.
Maar Egbert is niet goed geinformeerd. De lezers die de afgelopen drie jaar de rubriek Het Neoliberale Geloof op deze weblog hebben gelezen, weten dat bepaalde Amerikaanse deskundigen hier allang voor hebben gewaarschuwd. Een voorbeeld van iemand die al lang geleden met klem waarschuwde:
'On Sept. 7, 2006, Nouriel Roubini, an economics professor at New York University, stood before an audience of economists at the International Monetary Fund and announced that a crisis was brewing. In the coming months and years, he warned, the United States was likely to face a once-in-a-lifetime housing bust, an oil shock, sharply declining consumer confidence and, ultimately, a deep recession. He laid out a bleak sequence of events: homeowners defaulting on mortgages, trillions of dollars of mortgage-backed securities unraveling worldwide and the global financial system shuddering to a halt. These developments, he went on, could cripple or destroy hedge funds, investment banks and other major financial institutions like Fannie Mae and Freddie Mac.The audience seemed skeptical, even dismissive. As Roubini stepped down from the lectern after his talk, the moderator of the event quipped, "I think perhaps we will need a stiff drink after that." People laughed — and not without reason. At the time, unemployment and inflation remained low, and the economy, while weak, was still growing, despite rising oil prices and a softening housing market. And then there was the espouser of doom himself: Roubini was known to be a perpetual pessimist, what economists call a "permabear." When the economist Anirvan Banerji delivered his response to Roubini’s talk, he noted that Roubini’s predictions did not make use of mathematical models and dismissed his hunches as those of a career naysayer.'
Zie: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2008/10/het-neoliberale-geloof-207.html

Maar naar deze deskundigen luisterden Egbert Kalse en de meeste andere journalisten niet. Sterker nog, deze deskundigen werden gemarginaliseerd omdat ze buiten de officieel erkende consensus stonden. Een 'permabear' werd je dan denigrerend genoemd.
Wat ronduit absurd is, is het feit dat economisch redacteuren als Egbert Kalse nu opgevoerd worden als deskundigen, die de oorzaak van de luchthandel gemakshalve als 'dom' afdoen. Dat is geen verklaring Egbert, maar een mening, een negatieve kwalificatie. Waarom geef je geen verklaring voor die zogeheten domheid? Jij bent een van de 'deskundigen' die deze fundamentele ineenstorting niet hebt voorzien, en nu doe je alsof je er alles van afweet en dat alleen al die anderen 'dom' waren. Die stelling is aantoonbaar onjuist en toch word jij opgevoerd als een deskundige die weet hoe de vork in de steel zit. Zo goed als je toen niet goed geinformeerd was, ben je nu weer niet goed geinformeerd. Hoe kunnen jouw lezers, die kennelijk allemaal leken zijn, nu iets leren van de wereld? Hoe kunnen ze als het ware hun geest slijpen aan de slijpsteen voor de geest?'

Ter zake Jan Marijnissen, per slot van rekening ben je geen volksvertegenwoordiger om praatjes te verkopen. Nu de werkelijkheid: een redactie is uiteindelijk altijd 'overgeleverd' geweest aan de 'eigenaar'. Dat is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden aan het eigendomsrecht in het kapitalisme. De eigenaar heeft daarin altijd de absolute macht. Dat is niet iets nieuws zoals bijvoorbeeld Henk Hofland suggereert. Het enige nieuwe is dat het door de NRC gepropageerde neoliberale systeem nu ook het eigen redactielokaal binnendringt. Ook de NRC is een speculatie-object geworden, net als alle andere eigendommen in het neoliberalisme. Niets nieuws onder de zon. Al in 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, schreef de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelt Lasswell, propaganda is 'the one means of mass mobilisation which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een hoog technologische massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten draaien is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Let wel, Lasswell was geen marginale figuur met wat maffe standpunten. Hij werd en wordt nog steeds alom bewonderd. Dit is wat de Nederlandse versie van Wikipedia over hem meldt:
'Lasswell was één van de meest creatieve en invloedrijke wetenschappers van zijn tijd. Door gebruik te maken van een scala van psychologische en sociologische methoden in een discipline die tot dan toe alleen gebruik maakte van historische, juridische en filosofische methoden werd Harold Lasswell de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en met name de politieke psychologie. Ook op het gebied van de communicatiewetenschappen heeft hij met zijn communicatiemodel een grote invloed gehad. Op het gebied van beleidsstudies was het Harold Lasswell die de richting aangaf met de omschrijving waaraan deze (toen) nieuwe discipline moest voldoen (multi-disciplinair, probleem oplossend, expliciet normatief).' Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Harold_Lasswell
Als een van de belangrijkste adviseurs van de politieke en economische elite verklaarde Lasswell dat propaganda onmisbaar was in een democratie omdat 'men are often poor judges of their own interests' en dus bewerkt moeten worden om zaken te steunen die ze normaal niet zouden steunen. De commerciele massamedia spelen in dit proces een doorslaggevende rol. Ook de andere topadviseur van Amerikaanse politici en zakenmensen, Edward Bernays, waarschuwde de elite voor de gevaren van de democratie, aangezien op die manier grote groepen burgers een greep konden krijgen op hun eigen toekomst. Dit zou de macht van de elite drastisch beperken. In 1947 schreef Bernays een belangrijk artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent'. In dit artikel schreef Bernays dat 'the engineering of consent is the very essence of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest.' Het zal duidelijk zijn dat die 'freedom' alleen in handen kan zijn van de machtigen en rijken, die de middelen hebben om die 'freedom' vorm en inhoud te geven. Voor alle duidelijkheid schreef Bernays dan ook dat de gemiddelde Amerikaan 'has only six years of schooling... [Therefore] democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.'
Voor zijn invloedrijke wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door Fortune. De redactie van dit tijdschrift stelde zonder enige ironie dat 'it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [ i.e. propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.'
Wat jij verzwijgt of niet weet is het volgende: al in de jaren twintig van de vorige eeuw schreef de befaamde Amerikaanse columnist Walter Lippmann dat journalisten als ‘gespecialiseerde klasse’ de taak hebben om de ‘gemeenschappelijke belangen… die voor het overgrote deel de publieke opinie ontgaan’ zo te presenteren dat ze door de massa aanvaard werden, waarbij natuurlijk de ‘gemeenschappelijke belangen’ vooral de rijken dienden. Met andere woorden: de media moesten de visie van de machtigen propageren. De toonaangevende Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. ‘Het publiek moet zijn plaats weten,’ zodat ‘verantwoordelijke mensen… niet gestoord door het gestamp en het gebrul van een verbijsterde kudde’ hun beleid kunnen bepalen. De enige ‘functie’ in een democratische samenleving van ‘onwetende en bemoeizuchtige buitenstaanders’ was die van ‘geïnteresseerde toeschouwers.’ Lees verder: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2008/10/de-commerciele-massamedia-143.html
Met andere woorden: de media moesten de visie van de machtigen propageren. De toonaangevende Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek mocht tijdens verkiezingen hun stem geven aan - door coöptatie gekozen – beleidsbepalers en verder niets. Om dit proces mogelijk te maken moest de pers worden gebruikt. Zij was verantwoordelijk voor ‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van een regeringen die namens het volk besturen.’ Keer op keer onderstreepte Lippmann het belang dat journalisten de juiste ‘reflexen’ ontwikkelden en voldoende ‘geconditioneerd’ zouden worden waardoor ‘de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ kon worden ‘door de politieke machten.’ Hij besefte de propagandistische waarde van een gecontroleerde pers, die er diep van doordrongen is dat ze ‘moet… kiezen.’ Als lid van Wilson’s Commissie voor Publieke Informatie, speciaal in het leven geroepen om de oorlogspropaganda te coördineren, was hij erin geslaagd de sentimenten zo te bespelen dat de Amerikaanse bevolking deelname aan de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk accepteerde. Maar niet alleen Lippmann, die onder president Wilson als assistent van de minister van Oorlog diende, was zo negatief over de wenselijkheid van een echte democratie. Het was de heersende opvatting in brede kringen van de Amerikaanse elite. Zo verklaarde Robert Lansing, minister van Buitenlandse Zaken onder president Wilson, dat de grote massa van de bevolking ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was en dus via de pers in de juiste richting gemanipuleerd moest worden. En ook Reinhold Niebuhr, hoogleraar Praktische Theologie uit New York, de ‘officiële theoloog van het establishment,’ waarschuwde voor ‘de domheid van de gemiddelde mens… het proletariaat,’ die niet de rede volgde maar het geloof en daarom door de media gevoed moest worden met ‘emotioneel krachtige oversimplificaties,’ die dienden om de ‘noodzakelijke illusie,’ in stand te houden. De illusie dat de VS een echte democratie was, waarbij iedere burger in alle vrijheid de politieke koers van zijn land bepaalt. Dezelfde illusie dus die Hofland tegen beter weten in in zijn column verspreidt. Volgens Niebuhr moet men ‘de verantwoordelijkheden van de macht onder ogen zien,’ zodat de ‘noodzakelijke illusie’ kon blijven bestaan. Die was noodzakelijk wilde de economische en politieke elite ongestoord haar werk kunnen doen, wat in de praktijk neerkwam op het uitbuiten en onderdrukken van het ‘proletariaat’ dat wereldwijd ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was. Het volk moest door de media gedisciplineerd worden en gedirigeerd, anders zou de Westerse beschaving ten onder gaan, zo vreesde Niebuhr. Het resultaat van deze strategie is niet uitgebleven, want ondanks of beter nog dankzij de overvloed aan massamedia is de constatering van de Britse auteur John Berger correct dat ‘er grote delen van de… arbeiders en middenklasse bestaan die zich niet helder kunnen uitdrukken als gevolg van de grootscheepse culturele deprivatie. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen ontnomen… Ze bezitten geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden ervaringen duidelijk maken.’ Een avondje televisie kijken en men weet wat Berger bedoeld. ‘Wat kan er, uitgezonderd halve waarheden, grove simplificaties of onbenulligheden, overgebracht worden aan dat halfgeletterde massale gehoor, dat… overal de voorstelling mag bijwonen?’ zo schreef de hoogleraar George Steiner, die aan Yale en Oxford doceerde. Op zijn beurt noemt de auteur Milan Kundera journalisten ‘termieten van de reductie,’ die ‘over de hele wereld dezelfde simplificaties en clichés uit[strooien], waarvan mag worden verwacht dat ze door de meerderheid zullen worden aanvaard, door allen, door de hele mensheid.’ Iedereen die deze consensus verbreekt, iedereen die weigert de rol van propagandist te spelen, vormt per definitie een bedreiging en moet dan ook met alle wapens bestreden worden.
Het was de voormalige hoofdredacteur van Trouw en huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland, Frits van Exter die het zo fraai verwoordde toen hij tegenover Extra, een tijdschrift dat de media kritisch volgde, onder de kop: 'De conditionering van de kudde' het volgende verklaarde: 'Lezers horen wantrouwend te zijn tegenover de media ... De aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd … door de politieke machten … Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek … Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag … Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt “ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,” dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij (sic) het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.'

Jan Marijnissen, wat ik wil zeggen is dit, denk na voordat je publiekelijk met allerlei nonsens aan komt zetten. 'effe dimmen' svp!

1 opmerking:

Anoniem zei

Het is werkelijk verbijsterend wat de oude boegbeelden van onze samenleving allemaal uitkramen dezer dagen.

Overigens Stan, je hebt het altijd over de economische en klimaatcrises. Mijn overtuiging is dat beide het gevolg zijn van een morele crisis, en die weer van een spirituele.

Dat heb ik ook wel eens in jouw stukken teruggezien; ik zou graag meer willen lezen over hoe je denkt over moraal (en spiritualiteit, hoewel dat misschien weer ver van je onderwerp af gaat).