donderdag 5 februari 2009

Het Poldermodel 4

Een maand voor het begin van de illegale westerse inval in Irak publiceerde het tijdschrift de Humanist de eerste van een drietal artikelen die ik had geschreven over olie, een van de belangrijkste drijfveren, zo niet de belangrijkste drijfveer, van het Westen om Irak aan te vallen. Omdat de geschiedenis van 's werelds belangrijkste grondstof van vitaal belang is, begon ik mijn artikelen met een historische context. Ik schreef:

Oorlog om Olie.

In een moment van opmerkelijke openheid verklaarde in 1898 de Britse onderkoning van India, Lord George Curzon: 'Ik beken dat voor mij [landen] stukken zijn op een schaakbord waarmee een groot spel wordt gespeeld met als inzet de heerschappij over de wereld.' Een van die stukken was Perzië en het aansluitende gebied rond de Golf. Die strategisch belangrijke regio moest veilig gesteld worden tegen het expansionisme van het Russische rijk. In mei 1903 liet de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, Lord Landsdowne, het Hoger Huis weten dat zijn regering 'het vestigen van een marinebasis of een versterkte haven rond de Perzische Golf door een andere grootmacht als een zeer ernstige bedreiging [zal] beschouwen van de Britse belangen, en we zullen het zeker belemmeren met alle middelen die ons ter beschikking staan.' Nog voor het einde van dat jaar maakte Lord Curzon een rondreis door het Golfgebied om naar de buitenwereld toe andermaal te benadrukken hoe serieus de oliebelangen voor het Brits imperium waren. Vijftien jaar later, tien dagen na de wapenstilstand die een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, vertelde Lord Curzon, ditmaal als voorzitter van de Inter-Geallieerde Petroleum Conferentie, dat 'een van de meest verbazingwekkende dingen' die hij als lid van het Britse Oorlogskabinet tijdens de gevechten in Frankrijk en Vlaanderen had gezien 'het enorme leger van gemotoriseerde vrachtwagens' was geweest, om daar vervolgens de conclusie aan te verbinden dat 'de geallieerde zaak naar de overwinning was gedreven op een golf van olie.' De Franse afgevaardigde bij deze conferentie, senator Henry Bérenger, directeur van het Comité Général du Pétrole, was tijdens het banket nog explicieter. Olie was 'het bloed van de aarde' en tegelijk 'het bloed van de overwinning… Duitsland had teveel opgeschept over de superioriteit van ijzer en kolen, maar het had onvoldoende rekening gehouden met de superioriteit van olie. Zoals de olie het bloed van de oorlog is geweest, zo zal het het bloed van de vrede zijn. Op dit moment, bij het aanbreken van de vrede, vragen onze burgerbevolkingen, onze industrieën, onze handel, onze boeren allen naar olie, naar meer benzine.' Om zijn punt te onderstrepen sloot Bérenger zijn toespraak in het Engels af met de gedenkwaardige woorden: 'Meer olie, almaar meer olie.'

Binnen twee weken nadat Curzon en Bérenger op 'het bloed van de overwinning' hadden getoast reisde de Franse premier Georges Clemenceau naar Londen om daar over de oorlogsbuit te onderhandelen. Nu olie de toekomst van de mensheid bepaalde was een van de belangrijkste gesprekthema's hoe de gebieden waar de oliebronnen lagen zouden worden verdeeld. De vraag was daarom wie welke provincie van het ineengestorte Ottomaanse Rijk in het Midden Oosten in handen zou krijgen. Groot Brittannië eiste Mesopotamië op, inclusief het olierijke gebied rond Mosul dat de Franse staat had geclaimd. De Britse premier Lloyd George stelde voor dat de Fransen Syrië zouden krijgen als ze afstand deden van Mosul. Clemenceau ging akkoord op voorwaarde dat zijn land een deel van de opbrengsten van de olieproductie zou ontvangen. En zo geschiedde. Ambtenaren gingen aan de slag en binnen twee jaar was het Midden Oosten in afzonderlijke staten opgedeeld. Met passer en liniaal was een reeks Arabische staten op een tekentafel ontworpen, geheel conform de geopolitieke belangen van de koloniale machten. Een van de landen die vanuit het niets was gecreëerd kreeg de naam Irak. Etnische en religieuze verschillen van de plaatselijke bevolking werden daarbij genegeerd. Koerden, sjiieten en soennieten waren lukraak bijeen geveegd en onder een door de Britten tot koning verheven zoon van een Saoedisch stamhoofd gesteld. Toen de Koerden daartegen in opstand kwamen en door de Britse Strijdkrachten met zenuwgas werden bestookt, reageerde Winston Churchill als minister van Koloniën met de opmerking: 'Ik begrijp die teergevoeligheid niet over de inzet van gas. Ik ben er zeer voor geporteerd om gifgas te gebruiken tegen ongeciviliseerde stammen.' Elders in Irak werd de onafhankelijkheidsbeweging de kop ingedrukt door het met artillerievuur verpulveren van dorpen, het vernietigen van landbouwgrond met fosforbommen en het verspreiden van metalen kraaienpoten om het vee te verminken. Tot 1956 zou Irak in alles behalve naam een uiterst lucratieve kolonie van het Britse rijk blijven. Een van de grootste autoriteiten op het gebied van oliepolitiek, de schrijver en adviseur Daniel Yergin, schreef in 1991: 'De Eerste Wereldoorlog maakte het overduidelijk dat petroleum een wezenlijk bestanddeel was geworden in de strategie van naties; en de politici en bureaucraten… zouden vanaf nu halsoverkop naar het brandpunt van de strijd rennen, in de competitie worden gezogen door een gemeenschappelijke besef - dat de naoorlogse wereld een steeds grotere hoeveelheid olie voor zijn welvaart en nationale macht nodig zou hebben. De strijd zou zich focussen op die ene specifieke regio - Mesopotamië.'

Geen enkele belangstelling hadden de Nederlandse massamedia voor het feit dat volgens de machthebbers al een eeuw lang olie 'het bloed van de aarde' en tegelijkertijd 'het bloed van de overwinning' is. 'Massavernietigingswapens, het verspreiden democratie, Saddams weigering VN-resoluties uit te voeren', en alle andere politieke rechtvaardigingen werden eindeloos herhaalt, maar eigen onderzoek deden de Nederlandse massamedia niet, men had geen enkele behoefte aan andere informatie. Die werd dan ook bewust en stelselmatig verzwegen. Sterker nog, die wordt nog steeds verzwegen. Opvallend aan de Nederlandse journalistiek is dat het ruim vier jaar duurde voor mijn wakkere collega's zich bogen over de vraag of ze politiek gebruikt waren. De website van De Nieuwe Reporter berichtte op 22 oktober 2007:

'Verloren de Nederlandse media na 11 september hun hoofd en werden er daarom te weinig kritische vragen gesteld over de Irak-oorlog? Volgens Maarten van Rossem wel. "Ik was door mijn mening minder welkom in de media. Ik zat thuis op de bank en werd als een paria behandeld." Van Rossem deed zaterdag zijn beklag tijdens het symposium ''Media onder vuur – Welke lessen kunnen de media trekken uit de kwestie-Irak'' in de Rode Hoed in Amsterdam.' Al snel kwam vast te staan dat de Nederlandse journalisten vonden dat ze naar omstandigheden goed werk hadden afgeleverd'. De Nieuwe Reporter: 'Volgens defensiedeskundige Ko Colijn is het achteraf altijd makkelijk om gelijk te hebben. "Veel van de scepsis was niet gebaseerd op feiten. Ik heb destijds op integere gronden een positie ingenomen. Ik zie geen reden om daar nu op terug te komen." Colijn wilde best toegeven dat hij zich had vergist in de presentatie die de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in februari 2003 had gegeven in de Veiligheidsraad. Maar dat er sprake zou zijn geweest van ''een toneelstukje waar een 4 Havo-scholier doorheen kon kijken'' – zoals Van Rossem suggereerde – dat klopte zeker niet.'

Omdat Jan en alleman was uitgenodigd behalve ik, besloot ik om Kolijn's geheugen dan maar via mijn weblog wat op te frissen. Ik schreef: 'Ko, ik kan je vertellen dat mijn Amerikaanse collega's van de alternatieve pers onmiddellijk wisten dat ze geflest werden. Ik trouwens ook. Veel van de scepsis was niet gebaseerd op feiten? Alle scepsis is, zodra het over politici gaat, altijd gebaseerd op feiten. Heb je dan nooit iets van bijvoorbeeld I.F. Stone gelezen? En wie gaat er nu over scepsis spreken als is aangetoond dat je te onnozel was om ook maar een greintje scepsis te hebben toen de neoconservatieven vertelden dat Irak elk moment kon toeslaan met massavernietigingswapens. Ik kan je in mijn herinering nog steeds rechts aan die NOS tafel zien babbelen. Je was een aanfluiting, een travestie van een echte journalist. En nu nog zeuren ook over andermans terechte scepsis die op NIETS gebaseerd zou zijn, terwijl de sceptici in alles gelijk hebben gekregen. Lees deze drie artikelen van me eens, geschreven voor het tijdschrift de Humanist in de tijd dat jij jezelf en je publiek in de luren liet leggen door Colin Powell en wel omdat je de feiten niet wilde weten. En waarom wilde je die niet weten? Omdat je het spel meespeelt, omdat je de grenzen van de officiele versie maar al te goed kent, omdat je erbij wilt horen, omdat je financieel afhankelijk van je praatjes bent, omdat je de consensus niet durft te doorbreken en natuurlijk omdat je een oliebol bent. Lees de feiten nou eens.
http://home.planet.nl/~houck006/oorlogomolie.pdf

En waarom ik niet was uitgenodigd terwijl ik toch wel degelijk via de VPRO en de Humanist een volstrekt andere drijfveer had gegeven voor de illegale inval in Irak, weet u inmiddels al. Ik geef informatie die niet in de officiele versie van de werkelijkheid past. Het poldermodel. Meer daarover in een ander stuk.

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...