vrijdag 9 december 2005

Sylvain Ephimenco 2












Er zijn twee soorten buitenstaanders. De een die het accepteert en de ander die dit niet kan. De laatste zal er alles aan doen om een insider te worden. Hij wil erbij horen, geaccepteerd worden. Daarom zal hij voor niets stoppen. Hij is bereid tot het uiterste te gaan, soms totaan moord en verraad toe, om maar verlost te worden van de ondraaglijke last van de eenzaamheid. Geboren in Algerije moest hij zijn geboortegrond als kind ontvluchten, om in Frankrijk niet te vinden wat hij zocht. Uiteindelijk strijkt hij neer in Rotterdam dat hij als een nieuw vaderland adopteert. Als ultiem bewijs dat hij erbij hoort, begint hij anderen tot buitenstaander te maken. Met een priemende vinger wijst hij ze aan. Daar loopt er weer een, let op! En zo doet hij dat dag in dag uit als columnist. En er is nog iets. Drie jaar geleden schreef ik: 'Opvallend is het aantal poseurs onder de columnisten. Pim Fortuyn, Leon de Winter, Sylvain Ephimenco, om er enkelen te noemen. Opvallend maar niet onverklaarbaar. De column is bij uitstek het wapen van de poseur in zijn strijd om erkenning. Hoewel ze in uiteenlopende gradaties en soorten voorkomen hebben de poseurs onder de columnisten één ding gemeen: na verloop van tijd gaan ze in hun eigen geconstrueerde waarheid geloven. Als vanzelf valt hij (of zij) automatisch terug op een pose. Z'n woorden zijn een schreeuw om aandacht. Hij wil behagen om bewonderd te worden. De opinie an sich interesseert hem niet, alleen het effect dat ze teweegbrengt. En omdat in een massamaatschappij gedachten niet de ultieme impact opleveren, zet hij sentimenten in: het simplistische vooroordeel tegen het complexe oordeel, de impuls tegen de bezinning, de verholen suggestie tegen de beargumenteerde gedachte. Hij is de man van de soundbite, zijn wereld is eendimensionaal, even overzichtelijk als een stripboek. De columnist is als een standup comedian, een hit en runfiguur, die met de snelheid van een tasjesdief te werk gaat. Daarbij moet hij als broodschrijver telkens weer een mening over van alles en nog wat ophoesten, hetgeen automatisch leidt tot een inflatie van meningen. Om dit te verdoezelen moet elke opinie de kracht van een donderslag krijgen. De minder bekwame columnist pompt zijn vruchteloze woorden op tot ze als reusachtige ballonnen boven hem zweven en met hem aan de haal gaan. Hij gebruikt de taal niet om inzicht te verschaffen maar om te heersen, om te straffen, om iemand in een hoek te dwingen en verbaal af te ranselen. Hij dicht de ander alle denkbare gruwelijkheden toe om zelf buiten schot te blijven. Hoe zwarter de ander wordt afgeschilderd des te onschuldiger lijkt hij. De column is voor hem een techniek, een foefje, een suikerspin van woorden; na vijf minuten is het op en weg, de consument met plakkerige handen achterlatend. Het lijkt allemaal echt, maar is het niet. De woorden zijn te hol, de begrippen potsierlijk, de zinnen drijven in een niet doorleefde werkelijkheid. In zijn hang een maximaal effect te bereiken, vervalt de poseur onder de columnisten onherroepelijk in pathetiek. Hij uit zich in steeds heftigere bewoordingen, zijn toon wordt geëxalteerd, zijn opinies grotesk. Meningen worden door hem uitgemolken en verder aangescherpt tot ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden.' De buitenstaander is onverzadigbaar en zal tot het uiterste gaan. Zijn handelingen zijn een schreeuw om aandacht en vertroosting. De buitenstaander is ook altijd een man. De pijn van de eenzaamheid is te groot voor hem. Bijna in alles lijkt Ephimenco op degene die hij bestrijdt. Hij is zijn eigen vijand geworden. http://home.planet.nl/~houck006/poseurs3.html

Geen opmerkingen: